Punten, Komma's en Hoofdletters

Punten, Komma's en Hoofdletters
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Punten, Komma's en Hoofdletters

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het eind van de les kun je de juiste momenten om punten en komma's te gebruiken identificeren. Je weet ook wanneer je hoofdletters moet gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over interpunctie en hoofdletters?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is interpunctie?
Interpunctie zijn de tekens die we gebruiken om zinnen en gedachten te structureren en te verduidelijken. De belangrijkste interpunctietekens zijn de punt (.), komma (,) en vraagteken (?).

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe gebruik je een punt in een zin?
A
Een punt gebruik je om woorden te scheiden.
B
Een punt gebruik je om de zin te onderbreken.
C
Een punt gebruik je aan het begin van een zin.
D
Een punt gebruik je aan het einde van een zin.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je een komma?
Een komma wordt gebruikt om een pauze aan te geven in een zin. Het wordt gebruikt om items in een opsomming te scheiden, bij het invoegen van een bijzin en om bijvoeglijke bijzinnen te scheiden.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een punt en een komma?
A
Een punt wordt gebruikt in lange zinnen en een komma in korte zinnen.
B
Een punt markeert het einde van een zin, terwijl een komma een pauze in een zin aangeeft.
C
Een punt wordt gebruikt bij hoofdzinnen en een komma bij bijzinnen.
D
Een punt en een komma hebben dezelfde functie.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van punten en komma's?
A
Het doel van punten en komma's is om de leesbaarheid van de tekst te vergroten.
B
Het doel van punten en komma's is om zinnen korter te maken.
C
Het doel van punten en komma's is om de tekst interessanter te maken.
D
Het doel van punten en komma's is om woorden te verduidelijken.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de opdracht
Je krijgt een tekst zonder punten en komma's. 
Zet de punten en komma's neer.
Je hebt hiervoor 10 minuten de tijd.
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening: Hoofdletters
Onderstreep de hoofdletters in de tekst.
Je hebt 10 minuten de tijd.
timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
Interpunctie en hoofdletters zijn essentieel voor het duidelijk en correct schrijven van teksten. Door te weten wanneer je een punt, komma en hoofdletter moet gebruiken, kun je je boodschap effectief overbrengen.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 26 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 27 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 28 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.