DiepBegripKlas04Def

Diep leren lezen
Les 4:
Je laat zelf zien hoe je diep begrip opbouwt.
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Diep leren lezen
Les 4:
Je laat zelf zien hoe je diep begrip opbouwt.

Slide 1 - Tekstslide

Hoe bouw je diep begrip op?
In de vorige les bespraken we wat je in elk geval moet doen voor diep begrip.

Check: weet je nog wat we je vooral wilden bijbrengen?
Beantwoord de vraag op de volgende sheet.

Slide 2 - Tekstslide

Als je voor diep begrip terugleest,
moet je vooral vaak
A
moeilijke woorden herlezen
B
belangrijke en moeilijke tekstdelen herlezen
C
signaalwoorden en -zinnen herlezen
D
alle zinnen in de tekst herlezen

Slide 3 - Quizvraag

Het antwoord?
Diep lezen houdt vaak in dat je belangrijke tekstdelen terugleest, omdat:
1) je zo kunt repareren wat je (nog) niet in de tekst begrijpt;
2) je zo kunt controleren of je de tekst voldoende begrijpt;
3) je zo je begrip verder kunt verdiepen.
(En als dat laatste lukt, dan is er diep begrip!)

Slide 4 - Tekstslide

Een leestaak ...
In deze les maak je een taak waarmee je weer oefent met het opbouwen van diep begrip. 
Wat ga je doen? Eerst krijg je een tekst te zien die je voor een denkbeeldige opdracht voor school diep moet begrijpen. Daarna verdwijnt de tekst. Je krijgt dan een taak waarmee je kunt kijken of je opgebouwde begrip diep genoeg was om de denkbeeldige opdracht goed af te kunnen ronden. 

Lees tijdens het lezen vooral terug als je iets niet begrijpt of denkt dat iets goed is 'op te slaan'!

Slide 5 - Tekstslide

Klaar?
Ben je er klaar voor? Dan starten we met de taak.


Slide 6 - Tekstslide

Leestaak

Stel, je schrijft voor het vak lichamelijke opvoeding een werkstuk waarin je wilt laten zien dat veel sporten niet altijd goed voor je is en negatief op je in kan werken.

Om die vraag te beantwoorden, vind je op de website een handige tekst die hierop een antwoord geeft. Je besluit deze daarom als uitgangspunt voor je werkstuk te nemen.

Slide 7 - Tekstslide


Wat ga je doen?
Bestudeer de tekst op de volgende sheet. Bouw voor jezelf diep begrip van deze tekst op, en je hebt daarbij in eerste instantie vooral één doel:
        * Je wilt weten hoe sporten in deze tekst negatieve consequenties heeft.
Echter, je wilt ook bepalen hoe bruikbaar deze bron voor je werkstuk is: hoe betrouwbaar is de informatie in de tekst? Vind je die geloofwaardig?

Nadat je de tekst hebt bestudeerd, verdwijnt deze uit beeld. Je ontvangt dan enkele vragen.
Beantwoord de vragen vanuit je opgebouwde begrip - kijk dus niet terug naar de tekst!

Neem  de tijd. Lees terug wat je onduidelijk vindt, controleer of je alles snapt en herlees om je de gedachtegang eigen te maken.

Slide 8 - Tekstslide

De moderne man ziet eruit als Cristiano Ronaldo

[1] Overal in Europa is het in de mannenkleedkamers hetzelfde verhaal. Het maakt niet uit waar het is: Berlijn, Barcelona, Amsterdam of Parijs. Het wemelt in alle grote steden van de sportscholen, waar jonge mannen steeds fanatieker trainen. Voor zichzelf, voor hun Instagramfoto’s, voor hun Tinderprofiel. Ik verbaas me telkens weer over de gesprekken die ik er opvang. Jongens van een jaar of 17 onder elkaar: ‘Ik eet ’s avonds alleen een bak magere kwark.’ Zij zijn alleen maar bezig het ideale lichaam te kweken.
[2] Sinds 2014 observeert journalist en schrijver Mark Simpson een nieuwe trend bij mannen: de supergespierde sixpack-man, voor wie niet kleding maar het eigen lichaam het pronkstuk is. Het showroommodel heet Cristiano Ronaldo. Voor dit nieuwe man-type heeft Simpson een term bedacht, de spornoseksueel. Deze mannen, schreef hij in dagblad The Daily Telegraph, ‘willen worden begeerd om hun lichamen, niet hun garderobe. En zeker niet hun geest.’

[3] Het probleem is: zo’n lichaam is voor topsporters als Ronaldo en Beckham nog te bereiken. Maar nu willen ook mannen met een kantoorbaan zo’n lijf.
[4] Veel Nederlandse mannen gebruiken daarom supplementen, zoals dit jaar bleek uit onderzoek van marktonderzoeker Euromonitor. Je kunt hiermee twee keer zo hard trainen en veel meer tillen dan normaal, maar gezond zijn deze supplementen niet. Er zitten vaak stoffen in die verwant zijn aan amfetamine, oftewel speed. Zo verandert de sporter van een krachtpatser in een drugsverslaafde.
[5] In het Verenigd Koninkrijk is het probleem al iets erger dan bij ons: daar gebruikt nu één miljoen mensen anabole steroïden, berichtte dagblad The Guardian in januari vorig jaar. En het zijn allang geen professionele bodybuilders meer. The Guardian sprak met een 30-jarige, ‘zachtsprekende’ ingenieur, die allerlei middelen gebruikt: ‘Testosteron, trenbolon, Equipoise: het is niet goedkoop – ik geef er meer dan 220 euro per maand aan uit.’
(Lees door op de volgende blz.!)

Slide 9 - Tekstslide

[6] Trainen en (niet) eten voor een killerbody kan een gezond streven zijn, maar er is een punt waarop gezond sporten overgaat in ongezond, dwangmatig gedrag. Het is vergelijkbaar met anorexia: het is goed om op je lijn te letten, maar nauwelijks meer eten is gevaarlijk. Het principe is hetzelfde: je zelfbeeld schuift voortdurend op, je denkt dat je te dik of nog niet gespierd genoeg bent, terwijl je al veel dunner of gespierder bent dan toen je dat voor het eerst dacht. Vandaar dat sommige deskundigen spreken van ‘anorexia athletica’ of ‘hypergymnasia’. Deze sporters zijn feitelijk veranderd in junkies.
[7] De bijwerkingen zijn vaak extreem. Mannen worden agressief en krijgen last van erectiestoornissen. Vrouwen die gevallen waren op het indrukwekkende lichaam van hun vriendje, krijgen er een opvliegerig type voor terug, met erectiestoornissen en een verhoogd risico om op zijn 50ste aan een hartkwaal te bezwijken.
[8] Gezond leven en veel sporten is prima, maar we moeten ons bezinnen op de druk die kan ontstaan door dit steeds
extremere mannelijke schoonheidsideaal. Zo’n debat past in een bredere bevraging van het begrip mannelijkheid: hoe we erover denken, hoe we het definiëren. Misschien wordt het inderdaad tijd dat de man zichzelf opnieuw uitvindt, maar de vraag is of zijn biceps hem daarbij gaat helpen.

Slide 10 - Tekstslide

Diep genoeg begrepen'?
Heb je ook bepaald hoe bruikbaar je deze tekst voor je werkstuk vindt?

Dan krijg je nu een zevental vragen over de tekst als check.

dus niet terugkijken naar de tekst!

Slide 11 - Tekstslide

1) Typeer de spornoseksueel:
waardoor kenmerkt hij zich, en waardoor niet?

Slide 12 - Open vraag

Je antwoord?
De tekst zegt er het volgende over:
"Voor dit nieuwe man-type heeft Simpson een term bedacht, de spornoseksueel. Deze mannen, schreef hij in dagblad The Daily Telegraph, ‘willen worden begeerd om hun lichamen, niet hun garderobe. En zeker niet hun geest.’"

Een goed antwoord is dus:
Een spornoseksueel wil een aantrekkelijk lichaam hebben, geen aantrekkelijke geest.

Slide 13 - Tekstslide

(2) Waardoor wordt volgens de tekst het gebruik van supplementen al snel ongezond?

Slide 14 - Open vraag

Je antwoord?
Dit zegt de tekst erover:
"gezond zijn deze supplementen niet. Er zitten vaak stoffen in die verwant zijn aan amfetamine, oftewel speed. Zo verandert de sporter van een krachtpatser in een drugsverslaafde."

Een goed antwoord is dus:
Supplementen zijn zeer verslavend.

Slide 15 - Tekstslide

(3) Anorexia en trainen voor een killerbody werken op zelfde manier op je denken in. Leg uit waarin ze overeenstemmen.

Slide 16 - Open vraag

Je antwoord?
De tekst zegt er het volgende over:
Trainen voor een kilerbody "is vergelijkbaar met anorexia [...]. Het principe is hetzelfde: je zelfbeeld schuift voortdurend op". De tekst legt dat principe dan nog uit: "je denkt dat je te dik of nog niet gespierd genoeg bent, terwijl je al veel dunner of gespierder bent dan toen je dat voor het eerst dacht."

Een goed antwoord is dus:
Je zelfbeeld verschuift voortdurend.
Minder goed, maar zeker niet  fout zijn 'concretere' antwoorden:
Wat je ook doet, je denkt elke keer weer dat je nog niet dun/gespierd genoeg bent.

Slide 17 - Tekstslide

(4) Met welke bijwerkingen van anabolengebruik krijgt een verslaafde spornoseksueel te maken? Plaats een ster bij de drie juiste woorden.
depressiviteit
hersenbloedingen
erectiestoornissen
rugklachten
rusteloosheid
gehoorproblemen
hartkwalen
agressiviteit

Slide 18 - Sleepvraag

Je antwoord?
Dit zegt de tekst erover:
"De bijwerkingen zijn vaak extreem. Mannen worden agressief en krijgen last van erectiestoornissen  [...] en een verhoogd risico om op zijn 50ste aan een hartkwaal te bezwijken."

Slide 19 - Tekstslide

(5) Wie lopen vooral kans een spornoseksueel te worden volgens de tekst?
A
vooral laagopgeleide mannen
B
alle sportende mannen
C
vooral hoogopgeleide mannen
D
alleen jonge mannen

Slide 20 - Quizvraag

Je antwoord?
Dit zegt de tekst erover:
"het zijn allang geen professionele bodybuilders meer. The Guardian sprak met een 30-jarige, ‘zachtsprekende’ ingenieur, die allerlei middelen gebruikt: ‘Testosteron, trenbolon, Equipoise: het is niet goedkoop – ik geef er meer dan 220 euro aan uit.’"

Alle sportende mannen lopen dus kans.

Slide 21 - Tekstslide

En? Lukte het je om alle vragen helder te beantwoorden zonder de tekst erbij?
A
Ja, ik kon alle vragen direct en goed beantwoorden.
B
Ja, ik kon de meeste vragen direct goed beantwoorden.
C
Mwa ... sommige gingen goed, sommige niet.
D
Nee, de meeste vragen wist ik niet.

Slide 22 - Quizvraag

Wat had je kunnen doen om deze taak nog beter te maken?

Slide 23 - Open vraag

Je bent nog niet klaar! We willen meer van je weten ...
Hoe bruikbaar is deze tekst nu voor je werkstuk?

Ook daar stellen we je graag enkele vragen over! Er volgen er nog vier.

Slide 24 - Tekstslide

(1) Welk beroep heeft de schrijver van deze tekst hoogstwaarschijnlijk?
A
dagbladjournalist
B
medisch wetenschapper
C
sporter
D
ingenieur

Slide 25 - Quizvraag

(2) Hoe onderbouwt de schrijver zijn beweringen in de tekst vooral?
A
door wetenschappelijke rapporten te citeren
B
door wetenschappers aan het woord te laten
C
door eigen onderzoek bij sporters
D
door te verwijzen naar dagbladartikelen

Slide 26 - Quizvraag

(3) In hoeverre staat het vast dat veel sporters tegenwoordig spornoseksueel zijn, gelet op de tekst?
A
Staat niet vast! De bewering is nergens op gebaseerd
B
Het kan. Een bekende schrijver signaleert het.
C
Staat vast! Aangetoond door wetenschappelijk onderzoek

Slide 27 - Quizvraag

Onderbouwing / bronnen in het artikel?
De schrijver gebruikt deze vier bronnen in zijn artikel:
- jongens die hij spreekt in de sportschool
- artikel van journalist en schrijver Mark Simpson in The Daily Telegraph, een Engels dagblad
- onderzoek door marktonderzoeksbureau Euromonitor
- artikel uit The Guardian, een Engels dagblad

De schrijver leunt dus sterk op dagbladen en gebruikt geen enkele zuiver wetenschappelijke bron. De schrijver lijkt daarnaast zelf niet duidelijk een autoriteit op dit vlak: hij heeft zelf enkel wat jongens gesproken in de sportschool en is dagbladjournalist. Of de spornoseksueel inderdaad bestaat, is dus in strikte zin niet aangetoond (al is het natuurlijk niet onaannemelijk!)





Slide 28 - Tekstslide

Het is dus de vraag of deze bron erg bruikbaar is.
(4) Je wilt bepalen of je deze bron toch als uitgangspunt kunt gebruiken voor je werkstuk. Wat kun je dan het beste als eerste doen?
A
Zelf navraag doen op een aantal sportscholen in de buurt of zij de spornoseksueel herkennen
B
Op internet zoeken of er wetenschappelijk onderzoek naar de spornoseksueel is gedaan
C
Het artikel van de Engelse schrijver-journalist Simpson opzoeken waarnaar de tekst verwijst
D
Aan vrienden en bekenden vragen in hoeverre zij het beeld van de spornoseksueel herkennen

Slide 29 - Quizvraag

Vervolgstap?
Er zijn twee logische vervolgstappen. Een logische gedachte is na te gaan hoe Mark Simpson, de bedenker van de term 'spornoseksueel', zijn artikel onderbouwt. Maar je kunt natuurlijk zelf ook kijken of er wetenschappelijk onderzoek naar is gedaan. Dan weet je wat beter hoe bruikbaar de informatie uit dit artikel nu is.

Slide 30 - Tekstslide

En? Lukte het je om deze vier vragen goed te beantwoorden?
A
Ja, ik kon alle vragen direct en correct beantwoorden.
B
Mwa ... sommige gingen goed, sommige niet.
C
Nee, de meeste vragen wist ik niet.

Slide 31 - Quizvraag

Heb je tijdens de vragen teruggekeken naar de tekst?
(Wees eerlijk aub.)
A
Nee, helemaal niet
B
Ja, een enkel keertje
C
Ja, vaak
D
Ja, de hele tijd ...

Slide 32 - Quizvraag

Wat had je kunnen doen om deze taak nog beter te maken?

Slide 33 - Open vraag

Teruglezen ... en zelf nadenken!
In deze les wilden we je weer ermee laten oefenen hoe je diep begrip bij een tekst opbouwt. Daarbij hopen we dat je merkt hoe belangrijk het teruglezen van tekstdelen is, wil je zulk dieper begrip opbouwen. Pas als je je de inhoud eigen hebt gemaakt, kun je vervolgens goed nadenken over vragen over de kwaliteit of bruikbaarheid van een tekst.

Slide 34 - Tekstslide

Vind je dat bij deze leestaak tijdens het vooraf lezen voldoende diep begrip hebt opgebouwd? Of had je nog meer moeten teruglezen? Leg uit.

Slide 35 - Open vraag

Dit was les 4.
In deze les heb je weer ermee geoefend hoe je diep begrip bij een tekst kunt opbouwen, hopelijk door het nodige in de tekst terug te lezen. 
In les 5 en 6 gaan we erop in wanneer je voor een taak diep begrip toepast en waarom het zo belangrijk is.
Nu volgen nog vier korte vragen over de lessenserie tot nu toe.

Slide 36 - Tekstslide

1) Wat vond je van het niveau van de vier lessen tot nu toe?
A
Gemakkelijk
B
Goed op niveau
C
Moeilijk

Slide 37 - Quizvraag

2) Wat vond je van de lengte van de vier lessen tot nu toe?
A
Vaak te kort
B
Precies goed
C
Soms te lang
D
Vaak te lang

Slide 38 - Quizvraag

3) Hoe leerzaam vond je de vier lessen tot nu toe?
A
Nauwelijks leerzaam
B
Voldoende leerzaam
C
Erg leerzaam

Slide 39 - Quizvraag

4) Werkte je tijdens de twee werklessen (les 2 en 4) steeds individueel?
A
Ja, vrijwel steeds
B
Vaak wel
C
Vaak niet
D
Nee, meestal niet

Slide 40 - Quizvraag