Nederlands 2e jaars BS 1 en BS 2

Examens Nederlands 2F
Bufferweek 1: CE Lezen en Luisteren
Bufferweek 2: Schrijven
Bufferweek 3: Spreken en Gesprekken
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Examens Nederlands 2F
Bufferweek 1: CE Lezen en Luisteren
Bufferweek 2: Schrijven
Bufferweek 3: Spreken en Gesprekken

Slide 1 - Tekstslide

Uitleg Tekstsoorten BS1
Taalblokken Bouwsteen 1

Slide 2 - Tekstslide

Tekstsoorten

Slide 3 - Woordweb

Tekstsoorten
  • Informatief
  • Instructief
  • Betogend
  • Verhalend

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Manieren van lezen en luisteren

Slide 9 - Woordweb

Manieren van lezen/luisteren
  • Verkennend
  • Globaal
  • Gericht
  • Intensief

Slide 10 - Tekstslide

Je leert de aantekeningen voor de aankomende toets
A
Verkennend
B
Globaal
C
Intensief
D
Gericht

Slide 11 - Quizvraag

Je wil weten of je je medicijnen op een nuchtere maag moet innemen en je leest de bijsluiter
A
Verkennend
B
Globaal
C
Gericht
D
Intensief

Slide 12 - Quizvraag

Je hebt nieuwe medicijnen en je leest de bijsluiter.
A
Verkennend
B
Globaal
C
Gericht
D
Intensief

Slide 13 - Quizvraag

Er ligt een krant op tafel en je moet even wachten. Je bent benieuwd of er iets in staat en je wilt de tijd doden.
A
Verkennend
B
Globaal
C
Gericht
D
Intensief

Slide 14 - Quizvraag

Soorten vragen
  • Open vragen
  • Gesloten vragen
  • Controle vragen
  • Suggestieve vragen

Slide 15 - Tekstslide

De betekenis van onbekende woorden vinden
  • Doorlezen of -luisteren
  • Gebruik maken van de context.                                                                       Bijvoorbeeld: “in die patisserie kochten we heerlijke chocoladetaartjes en roomsoesjes.’Je kunt hier wel raden dat een patisserie een banketbakkerij is.
  • Woorddelen herkennen Bijvoorbeeld: het woord "circuleren" bevat het woord cirkel. Een cirkel is rond, dus "circuleren" zal rondgaan betekenen.

Slide 16 - Tekstslide

Uitleg BS 2 
Onderwerp en hoofdgedachte

Slide 17 - Tekstslide

Onderwerp

Slide 18 - Woordweb

Hoofdgedachte

Slide 19 - Woordweb