Stijlfiguren (hyperbool - eufemisme - retorische vraag)

dictee
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

dictee

Slide 1 - Tekstslide

Noteer in de verleden tijd
  1. De storm (verwoesten) huizen en (beschadigen) bomen. 
  2. (Antwoorden) de verdachte wel toe je hem (verhoren)?
  3. Men (ontruimen) de oude huizen toen die (dreigen) in te storten)
  4. Toen de groep leerlingen (arriveren), (starten) de geplande lessen. 

Slide 2 - Tekstslide

Stijlfiguren - woordenschat H2
Hyperbool
Eufemisme
Understatement
Retorische vraag

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn stijlfiguren?

Het doelbewuste gebruik van één of meer woorden die afwijken van de gebruikelijke betekenis.

Dit om:

De aandacht te trekken, een punt te maken of iets te verduidelijken.


Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen

Je weet wat een hyperbool is en kunt deze herkennen.
Je weet wat een eufemisme is en kunt deze herkennen.
Je weet wat een understatement is en kunt deze herkennen. 
Je weet wat een retorische vraag is en kunt deze herkennen.

Slide 5 - Tekstslide

Weten we het nog?
  1. De trainer werd boos, toen kwaad en daarna woedend.
  2. Rico heeft een grote mond, maar een klein hartje.
  3. Bij ons staan tijdens de lunch altijd pindakaas, jam, hagelslag en schuddebuikjes op tafel. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Hyperbool

  •  bij een hyperbool-> de werkelijkheid wordt overdreven
  •  hyperbool heeft humoristisch effect
  •  hyperbolen zijn vaak uitdrukkingen

Slide 8 - Tekstslide

Stijlfiguren: hyperbool

Als je overdrijft, gebruik je een hyperbool.


Je zegt: 'Hij barst van het geld';

Je bedoelt: 'Hij is rijk'.

Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn de hyperbolen?
  1. Ik schaamde me dood toe hij dat zei.
  2. Ik heb me kapot gelachen om die grap.
  3. Ik sterf onderhand van de dorst.
  4. Peter stikte van de lach.
  5. Ik vries mijn billen er nog af, zo koud is het hier.

Slide 10 - Tekstslide

Weten we het nog?
  1. De trainer werd boos, toen kwaad en daarna woedend.
  2. Rico heeft een grote mond, maar een klein hartje.
  3. Bij ons staan tijdens de lunch altijd pindakaas, jam, hagelslag en schuddebuikjes op tafel. 

Slide 11 - Tekstslide

Eufemisme
Een verzachtende uitdrukking-> niet spottend bedoeld 
  • voorkomen dat een mededeling hard of onaangenaam overkomt
  • bepaalde zaken fraaier over laten komen
  • DUS: op een verzachtende manier of nette manier onder woorden brengen van iets wat niet zo prettig of netjes is





Slide 12 - Tekstslide

Wat zijn de eufemismen?
  1. Wij hebben helaas onze hond moeten laten inslapen.
  2. Op dit moment is hij werkzoekend.

Slide 13 - Tekstslide

sterven
inbreker
afmaken van vee
spam
ontslaan
laten gaan
ongewenste bezoeker
ruimen
E-mailmarketing
laten gaan

Slide 14 - Sleepvraag


spuugzat
A
overdrijving (hyperbool)
B
eufemisme
C
vergelijking
D
metafoor

Slide 15 - Quizvraag


verzuipen
A
overdrijving (hyperbool)
B
eufemisme
C
vergelijking
D
metafoor

Slide 16 - Quizvraag


onaangenaam verrast
A
overdrijving (hyperbool)
B
eufemisme

Slide 17 - Quizvraag


een verschrikkelijke bende
A
overdrijving (hyperbool)
B
eufemisme

Slide 18 - Quizvraag

De dierenarts heeft onze hond laten inslapen.
_________
A
eufemisme
B
hyperbool

Slide 19 - Quizvraag

Ik WORD KNETTERGEK van je gezeur.
A
hyperbool
B
eufemisme

Slide 20 - Quizvraag

Retorische vraag: De bedoeling van de retorische vraag is niet een antwoord te krijgen, m.a.w. het is
in feite geen vraag, maar een nadrukkelijke mededeling in de vorm van een vraag.
  • Leraar: "Je wilt toch later goed verdienen?"
  • Ongeduldige reiziger: "Hebben ze hier weleens van op tijd rijden gehoord?"
  • Hoe dom kun je zijn? 
  • Dat begrijpt toch iedereen?

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk
maak van 
par. 5.8 opd. 1, 3, 4, 9 t/m 11
par. 6.8 opd. 1, 2, 4 t/m 6, 8 t/m 11

Slide 22 - Tekstslide