Werkwoordspelling

Werkwoordspelling
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Hoe schrijf je 'jullie (bellen)' in de verleden tijd?
A
jullie bellen
B
jullie belden
C
jullie belde
D
jullie beldenet

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van 'hij (schrijven)'?
A
hij schrijft
B
hij schrijftte
C
hij schrijf
D
hij schreef

Slide 3 - Quizvraag

Hoe schrijf je 'wij (spelen)' in de verleden tijd?
A
wij speelden
B
wij spelen
C
wij speelden
D
wij speelde

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van 'jij (werken)'?
A
jij werktte
B
jij werk
C
jij werkt
D
jij werkten

Slide 5 - Quizvraag

Hoe schrijf je 'ik loop' in de verleden tijd?
A
ik loopte
B
ik liepte
C
ik lopen
D
ik liep

Slide 6 - Quizvraag

Menig leerling [                      ] zich de strijd met d’s en t’s. Je moet er goed op letten dat de laatste letter, afhankelijk van de vorm en tijd van het werkwoord, soms [                      ]. Het is dan ook niet voor niets dat de werkwoordspelling jaarlijks wordt 
[                       ]. Een foutje is ook na jarenlange training, nauwgezette oefening en gerichte uitleg zo [                       ]. Hoewel er enkele lastige regels toegepast dienen te worden, moet je er wel op blijven letten dat iedere letter de juiste uitgang krijgt die het heeft
 [                       ].
Zorg ervoor dat je alle regels nog een keer zorgvuldig [                       ]. De werkwoordspelling is echt nooit [                       ], maar bij het schrijven heb je het stappenplan gewoon niet voldoende 
[                       ]. Het [                       ]vast nog wel eens dat je een slordigheidsfoutje maakt, maar je tekst krijgt de zorg die het 
[                       ].

herinnert
herinnerd
verandert
veranderd
herhaalt
herhaald
gebeurt
gebeurd
verdient
verdiend

Slide 7 - Sleepvraag

Wat is de juiste spelling van 'wij (vinden) het leuk'?
A
wij vind het leuk
B
wij vinden het leuk
C
wij vind't leuk
D
wij vindende het leuk

Slide 8 - Quizvraag

Hoe schrijf je 'jij (leef) gezond' correct?
A
jij leven gezond
B
jij leeft gezond
C
jij leeft't gezond
D
jij leef gezond

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van 'ik (loop) naar school'?
A
ik loopt naar school
B
ik loop't naar school
C
ik loop naar school
D
ik loopje naar school

Slide 10 - Quizvraag

Welke vorm is correct: 'zij (speel) elke middag'?
A
zij speeld elke middag
B
zij speel elke middag
C
zij speelt elke middag
D
zij speelt' elke middag

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van 'hij (werk) hard'?
A
hij werk hard
B
hij werk't hard
C
hij werkt't hard
D
hij werkt hard

Slide 12 - Quizvraag