PR2 W1 MC8: Wederkerende werkwoorden

Wederkerende werkwoorden
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wederkerende werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn wederkerende
werkwoorden?

Slide 2 - Woordweb

Wederkerende werkwoorden
Een werkwoord dat het voornaamwoord me/mij, je, zich, ons, jullie
bij zich heeft.
Bijvoorbeeld: ik schaam me
Infinitief: zich schamen

Slide 3 - Tekstslide

wederkerend voornaamwoord
me, je, zich, ons, jullie

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden van wederkerende werkwoorden:
Zich bemoeien met (to meddle)                                                        Zich interesseren in (to be interested)
Zich ergeren aan (to be annoyed)                                                         Zich bewegen (to move)
Zich gedragen (to behave)                                                               Zich verwonderen over (to be amazed)
Zich uit de voeten maken (to run away)                                      Zich verbazen over (to be surprised)
Zich ontfermen over (to take care of)
Zich schamen voor (to be ashamed)
Zich uitsloven (to show off)


Slide 6 - Tekstslide

Heeft jouw moedertaal ook wederkerende werkwoorden?

Slide 7 - Woordweb

Ik ontfermde ......over de gewonde vogel.
A
zich
B
me
C
je
D
ons

Slide 8 - Quizvraag

Wij schamen..... voor onze fouten.
A
jullie
B
ons
C
zich
D
je

Slide 9 - Quizvraag

Je interesseert ... voor wiskunde.
A
jullie
B
ons
C
zich
D
je

Slide 10 - Quizvraag

Monique slooft.......uit.
A
zich
B
je
C
ons
D
me

Slide 11 - Quizvraag

Erger je ... aan zijn gedrag.
A
zich
B
me
C
ons
D
je

Slide 12 - Quizvraag

Het is bijna vakantie. Daar .......... ik .......... enorm ............ (zich verheugen op)

Slide 13 - Open vraag

Door corona ........... een paar leerlingen ........... vorige week ...........
(zich ziek melden, voltooide tijd)

Slide 14 - Open vraag

Wat hoort bij elkaar?
je
ik
hij
wij
jullie
zij (meervoud)
Zet hier de woorden die nergens bij horen.
jezelf
je
me
mezelf
zich
zichzelf
ons
onszelf
eigen

Slide 15 - Sleepvraag

Maak een zin met het werkwoord:
zich verslapen


Slide 16 - Open vraag


Maak een zin met het werkwoord:
zich herinneren

Slide 17 - Open vraag

Maak een zin met het werkwoord:
zich gedragen

Slide 18 - Open vraag

Maak een zin met het werkwoord:
zich bemoeien

Slide 19 - Open vraag

KAHOOT!

Slide 20 - Tekstslide

Wederkerende werkwoorden
Je hebt nu twintig (?!) vragen.

Loop rond en stel aan verschillende
leerlingen je vragen.

Geef elkaar antwoord en let op het
wederkerend werkwoord!

Slide 21 - Tekstslide