In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Spijsvertering deel 2
de twaalfvingerige darm
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kan de functie van de gal uitleggen en toepassen op de spijsvertering.
Je kan de functie van de pancreas uitleggen en toepassen op de spijsvertering.
Je kan uitleggen hoe diverse enzymen gespecialiseerd zijn in het afbreken van welbepaalde nutriënten.
Slide 2 - Tekstslide
Bekijk volgend filmpje over de inleiding over de darmen en meer specifiek over de twaalfvingerige darm. Neem notities tijdens het bekijken en beluisteren van het filmpje.
Tijdens het filmpje worden er vragen gesteld.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
02:15
Hoe noemt men het gelukshormoon?
A
gastrine
B
serotonine
C
dopamine
D
leptine
Slide 5 - Quizvraag
02:16
Hoe noemt men de brij die uit de maag komt (de deeltjes zijn ongeveer 0,2 mm groot gemaakt).
A
chijm
B
mucus
C
bolus
D
HCl
Slide 6 - Quizvraag
04:29
Tot wat worden de eiwitten afgebroken in de dunne darm?
A
monosachariden
B
nucleotiden
C
vetzuren
D
aminozuren
Slide 7 - Quizvraag
09:04
Voor wat dient het enzym lipase?
A
afbraak van triglyceriden
B
afbraak van proteïnen
C
afbraak van nucleïnezuren
D
afbraak van polysachariden
Slide 8 - Quizvraag
11:41
Voor wat dient hemoglobine?
A
Hemoglobine is een koolhydraat dat onder andere zuurstofgas transporteert.
B
Hemoglobine is een koolhydraat dat onder andere in staat voor het stuk maken van micro-organismen.
C
Hemoglobine is een eiwit dat onder andere zuurstofgas transporteert.
D
Hemoglobine is een eiwit dat onder andere in staat voor het stuk maken van micro-organismen.
Slide 9 - Quizvraag
13:17
Wat doet insuline?
A
Het zorgt ervoor dat wanneer er te weinig lipiden in het bloed zitten, de vetcellen meer worden afgebroken.
B
Het zorgt ervoor dat het teveel aan lipiden uit het bloed verdwijnen en omgezet wordt naar vetcellen.
C
Het zorgt ervoor dat glycogeen bij een tekort aan glucose wordt afgebroken.
D
Het zorgt ervoor dat het teveel aan glucose uit het bloed verdwijnt en omgezet wordt naar glycogeen.
Slide 10 - Quizvraag
13:41
Wat is de formule van natriumwaterstofcarbonaat?
A
NaHCO3
B
Na2CO3
C
Na2SO4
D
NaHSO4
Slide 11 - Quizvraag
14:24
Wat is een basische omgeving?
A
een pH gelijk aan 7
B
een pH kleiner dan 7
C
een pH groter dan 7
Slide 12 - Quizvraag
15:15
Wat doet pepsine?
A
Het maakt de maag zuur.
B
Het breekt eiwitten af.
C
Het beschermt de maag tegen de lage pH.
D
Het zorgt ervoor dat bacteriën worden afgebroken.
Slide 13 - Quizvraag
16:02
Wat doet amylase?
A
Het breekt suikers af, namelijk zetmeel.
B
Het breekt eiwitten af.
C
Het maakt lipiden kleiner.
D
Het breekt suiker af, namelijk cellulose.
Slide 14 - Quizvraag
16:25
Maltose wordt afgebroken door maltase. Wat zijn de eindproducten van deze verteringsstap?