B1B Toetsvoorbereiding

Planning

Lezen!

Herhaling (persoonsvorm & onderwerp)

Aan de slag!

Herhaling (zwakke en sterke werkwoorden, voltooid deelwoord)

Afsluiting

1 / 38

Slide 1: Tekstslide

NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Lesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Planning

Lezen!

Herhaling (persoonsvorm & onderwerp)

Aan de slag!

Herhaling (zwakke en sterke werkwoorden, voltooid deelwoord)

Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LEZEN

timer

10:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen

Na deze les kan ik...

- de persoonsvorm vinden

- het onderwerp vinden

- sterke en zwakke werkwoorden onderscheiden

- zwakke werkwoorden op de juiste manier schrijven

- voltooid deelwoorden herkennen en op de juiste manier schrijven

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm

Je vindt de persoonsvorm op twee manieren:

1. Vraagzin maken

Ik eet een appel.

Eet ik een appel?

2. Van tijd veranderen

Ik eet een appel.

Ik at een appel.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De persoonsvorm moet altijd een ...... zijn.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm in de zin: 'Sjeffinah gaat dit weekend fietsend naar de stad.'

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm in de zin: 'Morgen is het eindelijk weekend.'

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm

Ik: ik-vorm Fiets

Jij/u/hij/zij/het: ik-vorm +t: Fietst

wij-vorm: hele werkwoord: Fietsen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Keanno ... (wandelen) naar school.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zij ... (verbieden) mij om dit te doen.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp

Het onderwerp vind je door de vraag te stellen:

wie of wat + de persoonsvorm

Ik eet een appel.

eet = pv

wie of wat eet?

Ik = onderwerp

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp in de zin: 'Mijn buurvrouw houdt niet van katten.'

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp in de zin: 'Over twee weken mag ik carbid schieten.'

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!

Oefenbladen maken over:

- persoonsvorm

- onderwerp

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoorden

Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen of dingen die gebeuren

Bijvoorbeeld: lopen, rekenen, schrijven, fietsen, gamen, drinken, eten, tekenen, vliegen.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sterke en zwakke werkwoorden

Sterke werkwoorden veranderen van klank:

drinken- dronken

eten - aten

slapen - sliepen

Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank:

rekenen - rekenden

lachen - lachten

schuilen - schuilden

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem een zwak werkwoord

Slide 18 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Noem een sterk werkwoord

Slide 19 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Zwakke werkwoorden vervoegen

Bij zwakke werkwoorden in verleden tijd zet je de volgende stappen:

1. Hele werkwoord - EN

2. Check de laatste letter:

- staat die letter in 't kofschip'? --> te(n) erachter

- staat die letter niet in 't kofschip'? --? de(n) erachter

Slide 20 - Tekstslide

Hierbij paar werkwoorden op bord voordoen!

Zwakke werkwoorden vervoegen

Voorbeeld: wandelen

Hele werkwoord - en wandelen- en wandel

Check de laatste letter: wandel

- staat die letter in 't ex-kofschip'? --> te(n) erachter

- staat die letter niet in 't ex-kofschip'? --? de(n) erachter

de l staat in 't ex-kofschip' --> wandelden

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zwakke werkwoorden vervoegen

Voorbeeld: fietsen

Hele werkwoord - en Fietsen - en fiets

Check de laatste letter: fiets

- staat die letter in 't ex-kofschip'? --> te(n) erachter

- staat die letter niet in 't ex-kofschip'? --? de(n) erachter

de s staat in 't ex-kofschip' --> fietsten

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huilte of huilde?

Huilte

Huilde

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

lachte of lachde?

Lachte

lachde

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vreeste of vreesde?

Vreeste

Vreesde

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verhuiste of verhuisde?

Verhuiste

Verhuisde

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Les 22: Voltooid deelwoord

Soms zit er naast een persoonsvorm nog een ander werkwoord in de zin.

Dit kan het voltooid deelwoord zijn.

Een voltooid deelwoord:

- Is nóóit de persoonsvorm

- Begint vaak met ge-

- Eindigt op -en, -t of -d

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gehaald = voltooid deelwoord

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is bij de afbeelding hiernaast de persoonsvorm?

En wat is het voltooid deelwoord?

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is bij de afbeelding hiernaast de persoonsvorm?

En wat is het voltooid deelwoord?

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'Maud heeft goed gewerkt vandaag.' Wat is hierbij het voltooid deelwoord?

heb

gevraagd

bellen

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Dylan heeft hulp gevraagd .' Wat is hierbij het voltooid deelwoord?

heeft

hulp

gevraagd

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Noah is niet meer geweest.' Wat is hierbij het voltooid deelwoord?

niet

meer

geweest

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de persoonsvorm en het voltooid deelwoord uit de volgende zin: Vanochtend hebben wij gewandeld naar school.

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de persoonsvorm en het voltooid deelwoord uit de volgende zin: Vince en Joran hebben de opdracht goed gemaakt.

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de persoonsvorm en het voltooid deelwoord uit de volgende zin: Jullie zijn allemaal goed voorbereid voor de toets!

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!

Oefenbladen maken over:

- sterke en zwakke werkwoorden

- voltooid deelwoorden

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting

Woensdag:

- Toets over les 4, 5, 6, 20, 21 en 22!

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

B1B Toetsvoorbereiding

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Woordweb

Slide 19 - Woordweb

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Open vraag

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Meer lessen zoals deze

Werkwoorspelling klas 2

B0 SO taalverzorging: herhaling werkwoordspelling deel 2

2 - Voltooid deelwoord, tegenwoordig deelwoord en Engelse werkwoorden

werkwoordspelling

Uitleg werkwoordspelling pvtt, pvvt, vd

Werkwoordspelling

Werkwoordspelling

Werkwoordspelling