Stappenplan:
1. Begin de zin met een vraagwoord (blz. 132) of werkwoord.
2. Het vraagwoord staat vooraan/ Het werkwoord staat vooraan
* Wanneer ga je naar school?
*Ga je vandaag naar school?
3. Volgorde:
Volgorde bij het beginnen met een werkwoord: werkwoord - wie of wat - rest
Volgorde bij het beginnen met een vraagwoord: vraagwoord - werkwoord - wie/wat - rest
4. De vraag eindig je altijd met een vraagteken.
5. Een antwoord begint altijd met ja of nee.