Les 3: Paragraaf 1.3: De kledingboetiek

De Kledingboutique
Klas 4
Economie
Hoofdstuk 1.3
Telefoon in de bak
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

De Kledingboutique
Klas 4
Economie
Hoofdstuk 1.3
Telefoon in de bak

Slide 1 - Tekstslide

De omzet is € 25.000, de inkoopwaarde is € 12.347. Hoeveel is de brutowinst?

Slide 2 - Open vraag

Introductie
Een winkelier zal vooral geïnteresseerd zijn in de nettowinst. Deze bereken je door de kosten van de brutowinst af te halen. Een winkelier heeft diverse bedrijfskosten. In deze paragraaf leer je over bedrijfskosten en de nettowinst.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan verschillende bedrijfskosten noemen en onderverdelen. 
  • Ik kan uitleggen wat de nettowinst is en de nettowinst berekenen. 
  • Ik kan uitleggen wat de kostprijs is en de kostprijs berekenen.

Slide 4 - Tekstslide

Kosten
Wanneer je een eigen bedrijf hebt wil je natuurlijk winst maken. Dit is alleen niet vanzelfsprekend!
Als je kosten groter zijn dan je opbrengsten maak je zelfs verlies.

Slide 5 - Tekstslide

Bedrijfskosten
  • Bedrijfskosten zijn kosten die de onderneming maakt en die aan klanten worden doorberekend in de verkoopprijs.

=> Voorbeelden:
- Huisvesting, Loonkosten, Verkoopkosten, afschrijvingskosten etc.

Slide 6 - Tekstslide

Bedrijfskosten

Slide 7 - Tekstslide

Kostprijs
Kostprijs = de kosten die gemaakt zijn om het product te maken. Bestaande uit vaste en variabele kosten.
Variabele kosten: De kosten die omhooggaan als het drukker wordt in een bedrijf.
Vaste kosten: De kosten die onafhankelijk zijn van de bedrijfsdrukte.
De kostprijs is nodig om uit te kunnen rekenen wat je verkoopprijs incl. btw wordt, ofwel de consumentenprijs

Slide 8 - Tekstslide

Een cafetaria: gaat om vaste of een variabele kosten







Vaste kosten
Variabele kosten
servetten
plastic bakjes voor friet
Huur
afschrijvingskosten van de inventaris
Ingredienten

Slide 9 - Sleepvraag

Vaste en Variabele kosten

Slide 10 - Tekstslide

Afschrijving
Afschrijving = waardevermindering van vaste activa

De kosten van de waardevermindering zijn afschrijvingskosten

Slide 11 - Tekstslide

Afschrijvingskosten
Bij afschrijven zijn 3 gegevens belangrijk:
  • aanschafwaarde
  • levensduur
  • restwaarde  

Slide 12 - Tekstslide

Afschrijving:
De jaarlijkse waardevermindering van kapitaalgoederen

Afschrijving per jaar =

aanschafwaarde -restwaarde

        aantal gebruiksjaren  

Afschrijving per maand =

aanschafwaarde -restwaarde

        aantal gebruiksmaanden  

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een afschrijving?
A
waardevermeerdering
B
boekwaarde
C
restwaarde
D
waardevermindering

Slide 14 - Quizvraag

Christine koopt voor € 18.960 een nieuwe bedrijfswagen die ze 4 jaar wil gebruiken. Na 4 jaar kan ze de bedrijfswagen nog verkopen voor €2000
Bereken de afschrijving per jaar.

Slide 15 - Open vraag

Nettowinst
Een positief of negatief bedrijfsresultaat
Als de bedrijfskosten van de brutowinst zijn afgetrokken, blijft er meestal nog wel een bedrag over. Dat is de nettowinst. De nettowinst is voor de eigenaar van het bedrijf.

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld
Onze omzet appelgebakjes was    € 400,-. 
De inkoopwaarde was                        € 200,-  -
Brutowinst.                                              € 200.     

Ik had nog aan kosten hulp € 30,-, verpakkingen € 10,- kraamkosten € 10,-

Totale bedrijfskosten zijn dan          € 50,-

Nettowinst                                                € 150,-

Slide 17 - Tekstslide

Omzet          

____________________ -



____________________ -

Netto winst
Bruto winst
Inkoopwaarde
Bedrijfskosten
Afschrijving
Huurkosten

Slide 18 - Sleepvraag

Kostprijs per product
Hoe meer producten er worden verkocht, hoe lager de kostprijs per product. De vaste kosten kunnen dan over meer producten worden verdeeld.

Slide 19 - Tekstslide

Kostprijs per product

Slide 20 - Tekstslide

De vaste kosten zijn in een jaar € 6.500.000, de variabele kosten € 1.000.000. De jaarproductie is 1,5 miljoen telefoonhoesjes. Wat is de kostprijs per hoesje?

Slide 21 - Open vraag

Maken
Rekentrainer paragraaf 1.3

1 t/m 6, 9 t/m 12 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video