Thema 13: Gaswisseling en uitscheiding

Thema 13 Gaswisseling en uitscheiding  
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 52 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 13 Gaswisseling en uitscheiding  

Slide 1 - Tekstslide

Thema 13: Gaswisseling en uitscheiding
Basisstof 1: Een constant inwendig milieu

Slide 2 - Tekstslide

Uitwendig milieu en inwendig milieu
•    De omgeving om je heen. Bacteriën, virussen, schimmels en andere stoffen. ( uitwendig milieu )
•    inhoud darmkanaal en lucht in je longen = uitwendig milieu!!!
•    weefselvloeistof en bloedplasma = inwendig milieu!!!

Slide 3 - Tekstslide


 De omgeving om je heen. Bacteriën, virussen, schimmels en andere stoffen. ( uitwendig milieu )

• inhoud darmkanaal en lucht in je longen = uitwendig milieu!!!

• weefselvloeistof en bloedplasma = inwendig milieu!!!
samenstelling inwendig milieu blijft constant door opname, opslag en uitscheiding van stoffen.

Slide 4 - Tekstslide

Opslaan van stoffen voorbeelden:
o    Glucose: wordt door insuline omgezet naar glycogeen  opgeslagen in de spieren en lever. = uit het inwendige milieu maar niet in het lichaam.
o    Vet: wordt opgeslagen in het gele beenmerg van pijpbeenderen en in onderhuids bindweefsel,
o    Sommige vitamine en mineralen worden opgeslagen.
o    Bij een tekort van een stof worden de stoffen weer in het inwendige milieu gestopt.

Slide 5 - Tekstslide

Uitscheiden van stoffen:
•    Stof wordt uit het inwendig milieu (weefselvloeistof & bloedplasma) verwijderd  en verlaat het lichaam.
•    Longen: scheiden water(-damp) en CO2 uit.
•    Nieren: afvalstoffen en water
•    Lever: uitscheiding  van afvalstoffen. O.a. gifstoffen zoals medicijnen, alcohol, drugs. Maar ook dode rode bloedcellen.

Slide 6 - Tekstslide

Instandhouding van inwendig milieu
Om het inwendig milieu constant te houden spelen hormonen een belangrijke rol. Zoals insuline en glucagon.

Hormonen, zintuigen en zenuwcellen werken samen. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

BS 2  De huid en het onderhuidse bindweefsel

Slide 9 - Tekstslide

Taken van de huid
1 Bescherming tegen invloeden van buitenaf:
  • Beschadiging
  • Infectie/ Ziekteverwekkers
  • Ultraviolette straling (UV-straling)
2 Huid gaat waterverlies door verdamping tegen, om uitdroging te voorkomen

Slide 10 - Tekstslide

Delen van de huid
Hoornlaag: =dode verhoornde cel resten.
bescherming tegen beschadiging, uitdroging en ziekte verwekkers.
Eelt: een erg dikke hoornlaag waar veel wrijving is (voetzool).
 

Slide 11 - Tekstslide

Delen van de huid
Kiemlaag: (levende cellen): de onderste laag cellen deelt zich steeds. 
Hierdoor wordt de afslijtende hoornlaag aangevuld.

Kiemlaagcellen krijgen zuurstof/voeding van weefselvloeistof uit lederhuid.

Bevat pigment: beschermt tegen uv-straling
 

Slide 12 - Tekstslide

Pigment (= donkere kleurstof)zit in de kiemlaag
Pigmentcellen maken pigment. Hoe meer pigment de cellen hebben des te donkerder is de huid. Beschermt tegen schadelijke UV-straling in zonlicht

Slide 13 - Tekstslide

Delen van de huid
Haar met talgkliertje.
Talg is vettige stof die haar en hoornlaag soepel houden.

Haar zit in haarzakje. Haarzakjes zijn uitstulpingen van kiemlaag tot in lederhuid.

Slide 14 - Tekstslide

Delen van de huid
Zweetklieren in de lederhuid: produceren zweet.

  • Het zweet komt uit de poriën op de huid.
  • Door verdamping van zweet koelt het lichaam af.

Slide 15 - Tekstslide

Delen van de huid
Onderhuids bindweefsel:

  • Hierin ligt vet opgeslagen
  • Vet dient als reservestof en isoleert waardoor warmteverlies wordt tegengegaan.

Slide 16 - Tekstslide

Regeling lichaamstemperatuur
37 graden Celsius
Warmer? Bloedvaten wijder, veel zweetproductie
Kouder? Bloedvaten nauwer, weinig zweetproductie
Te koud? trillen om warmer te worden

Bij zoogdieren: isolatie lucht tussen haren
Kippenvel: Luchtlaagje wordt dikker door
recht opstaande haren/veren

Slide 17 - Tekstslide

Bescherming tegen stijging:
  • Bloedvaten in je huid worden wijder
  • De huid wordt roder
  • Zweetklieren produceren meer zweet

Bescherming tegen daling:
  • Bloedvaten in je huid worden nauwer
  • Huid wordt bleker
  • Zweetklieren produceren minder zweet
  • Warmteproductie door verbranding neemt toe (rillen / klappertanden)

Slide 18 - Tekstslide

Bs 3 Ademhalingsstelsel van de mens

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Neusholte
voordelen om te ademen door je neus
  • In de neusholte wordt de lucht gekeurd.
  • Neusharen houden stof tegen
  • Het neusslijmvlies maakt de lucht vochtig en houdt bacteriën tegen
  • Het bloed in je neus maakt de lucht warm

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Keelholte en strottenhoofd
De lucht gaat naar de keelholte, daar zitten het strotklepje en de huig.
  • De huig sluit de neusholte af bij slikken.
  • Het strotklepje sluit de luchtpijp af bij slikken.
  • Bij verslikken staan beide kleppen open.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Longblaasjes met longhaarvaten
Om de longblaasjes zitten de longhaarvaten.
  • Deze nemen zuurstof op
  • En geven koolstofdioxide af
  • één cellaag dik waar gassen makkelijk doorheen kunnen.
  • Hierdoor snelle gaswisseling

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

13.4 Inademen en Uitademen

Slide 27 - Tekstslide

Borstademhaling
 De ribben zitten aan de wervelkolom en borstbeen vast door gewrichten en kraakbeen.
 Hierdoor kunnen de ribben bewegen.

 Inademen:  ribben + borstbeen omhoog = borstholte wordt groter.

 Uitademen: ribben + borstbeen omlaag = borstholte wordt kleiner.






Slide 28 - Tekstslide

Buikademhaling
Middenrifspieren gaan naar beneden en omhoog

Inademen:
Middenrifspier gaat naar beneden, lucht wordt in de longen naar binnen gezogen

Uitademen:
Middenrifspieren gaan omhoog, lucht wordt uit de longen gedrukt 

Slide 29 - Tekstslide

Ventilatie
Door ademhaling wordt de lucht in de longen telkens ververst. Dit noem je ventilatie. Je kunt op twee manieren in- en uitademen: via borstademhaling en via buikademhaling. Normaal gesproken gebruik je beide manieren van ademhalen tegelijk.

Slide 30 - Tekstslide

13.5 Luchtkwaliteit en longaandoeningen

Slide 31 - Tekstslide

Luchtkwaliteit
Lucht die je inademt is meestal niet schoon: OORZAKEN:
-> bacteriën, stuifmeelkorrels en sporen
-> lucht kan verontreinigd zijn met fijnstof en gassen.

  • Mensen met longaandoeningen hebben hier vaak meer last hiervan

Slide 32 - Tekstslide

Astma
ASTMA
Bronchiën zijn blijvend ontstoken.

Het lichaam reageert op prikkels, zoals stof, huidschilfers 
van huisdieren, tabaksrook, uitlaatgassen en/of inspanning.


- Bij een astma-aanval trekken spiertjes in de wand van de luchtwegen samen. 
- De luchtwegen vernauwen en ademhalen gaat moeilijker.
- Het slijmvlies aan de binnenkant van luchtwegen is verdikt. 

Slide 33 - Tekstslide

COPD
COPD
Verzamelnaam voor chronische bronchitis en longemfyseem.

CHRONISCHE BRONCHITIS
De bronchiën zijn ontstoken waardoor meer slijm ontstaat. 
De bronchiën zijn blijvend vernauwd. 
Hierdoor gaat ademhalen moeilijker. 

LONGEMFYSEEM
De wanden van de longblaasjes zijn beschadigd. 
Hierdoor wordt minder zuurstof opgenomen in het bloed. 

Slide 34 - Tekstslide

Tuberculose
tuberculose (tbc) wordt veroorzaakt door een bacterie
De tuberculosebacterie komt het lichaam binnen via de longen en verspreidt zich door het lichaam met het bloed.

Komt door gebruik van antibiotica nauwelijks meer voor in Nederland.

Slide 35 - Tekstslide

Hooikoorts
  • Hooikoorts is een allergie
  • Bij hooikoorts heb je een allergie voor stuifmeelkorrels

Allergische reactie --> Niezen, rode brandende ogen, brandende keel en jeuk
Stuifmeel komt in de slijmvlies van de luchtwegen terecht

Slide 36 - Tekstslide

Reptielen, vogels en zoogdieren
Reptielen, vogels en zoogdieren halen adem met hun longen

Met hun longen kunnen deze dieren zuurstof uit de lucht halen. 

Reptielen en zoogdieren die in de zee leven moeten dus regelmatig boven water komen om te ademen. 

Slide 37 - Tekstslide

Vissen
Halen zuurstof uit het water met kieuwen

De kieuwen bestaan uit heel veel kieuwplaatjes. Daarin stroomt bloed. De kieuwen zijn beschermd door kieuwdeksels

Water --> in de mondholte / uit langs de kieuwen. Kieuwdeksels gaan open en dicht.
Zuurstof gaat vanuit het water naar het bloed in de kieuwen. De kieuwplaatjes werken als longblaasjes.

Slide 38 - Tekstslide

Amfibieën
Amfibieën veranderen tijdens hun leven, in het begin lijken ze erg op vissen.  (= kieuwen en huid)

Volwassen amfibieën leven in het water en op het land. Ze halen adem met longen en door de huid. 

Slide 39 - Tekstslide

Insecten
Een insect heeft allemaal buisjes in zijn lichaam -> tracheeën.
Hierdoor gaat lucht naar alle delen van het insect.

De cellen nemen zuurstof op en geven koolstofdioxide af. 

Slide 40 - Tekstslide

Insecten
In de huid zitten kleine openingen -> stigma's. Bij zo'n stigma start een trachee. 

Een stigma zit vaak in het achterlijf van een insect. 
Door het achterlijf te trillen stroomt lucht de tracheeën in en uit. 

Slide 41 - Tekstslide

Eencellige dieren
                                  Gaswisseling via celmembraan

Slide 42 - Tekstslide

Bs 7 Lever en de nieren

Slide 43 - Tekstslide

Bouw van de lever

Slide 44 - Tekstslide

Leverbloedvaten
De lever heeft drie bloedvaten:
- De leverslagader (van aorta naar lever)
- De leverader (van de lever naar de holle ader)
- De poortader (van de dunne darm naar de lever

Slide 45 - Tekstslide

Functie lever
  • Voedingsstoffen omzetten (eiwit > fibrinogeen: voor bloedstolling)
  • Gal maken (afbraak vetten)
  • Eiwitten afbreken (tot ureum= giftige afvalstof) 
  • Gifstoffen uit je lichaam halen (alcohol drugs en medicijnen)
  • De afvalstoffen die ontstaan verlaten je lever via de leverader. 
  • Glucose gehalte constant houden (opslag door glucogeen)

Slide 46 - Tekstslide

 Glucose gehalte constant houden

Wanneer te veel glucose  -->
<--Wanneer te weinig glucose

Slide 47 - Tekstslide

Hepatitis
  • Ontsteking van de lever door hepatitisvirus
  • Een besmet persoon heeft dan hepatitis 
Hepatitis B
- bloed, sperma, vaginaal vocht
- eerst milde verschijnselen
- later leverkanker of levercirrose

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Link

De onderdelen van je nieren en urinewegen
Een nier bestaat uit:
het nierschors, niermerg 
en de nierbekken.
  • Uitscheiding: afvalstoffen 
 uit het bloed halen en verwijderen uit je lichaam.

Slide 50 - Tekstslide

Werking nieren
- De nierschors en het niermerg scheiden samen water met afvalstoffen uit (= urine). 
- Het nierbekken verzamelt de urine.
- Via urine leider naar de urineblaas (opslag)
- Verlaat lichaam via urinebuis
Je nieren liggen in de buikholte, aan de rugkant. Je hebt 2 nieren.

Slide 51 - Tekstslide

Samenstelling urine
Teveel aan zouten uit het bloedplasma en ureum wordt door de nieren aan de urine toegevoegd
Veel zouten --> donkere urine
Weinig zouten (veel water) --> lichte urine

Slide 52 - Tekstslide