1.1 tot en met 1.7

Welkom
3 HAVO ||  2022 - 2023


Ongelijkheid



1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Welkom
3 HAVO ||  2022 - 2023


Ongelijkheid



Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Theorie Ongelijkheid H1
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Ongelijkheid

Slide 3 - Woordweb

Productiefactoren
Alles wat je nodig hebt, kun je indelen in de volgende productiefactoren:

Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap

Slide 4 - Tekstslide

Primaire inkomens

Slide 5 - Tekstslide

  • Overdrachtsinkomen
  • Inkomen uit bezit 
  • inkomen uit arbeid

Slide 6 - Tekstslide

Bruto en besteedbaar inkomen
Primair inkomen (loon, pacht, huur, rente en winst) (bruto inkomen)
+ Sociale uitkeringen en toeslagen (huur, zorg en kinderopvang)
- Belastingen en sociale premies (progressief)
= Secundair inkomen = besteedbaar inkomen

In Nederland hebben we een progressief belastingstelsel, wordt daarvan de ongelijkheid groter? Of juist kleiner?

Slide 7 - Tekstslide

Sparen
Je bouwt vermogen op door te sparen.
Vermogen kan zitten in:
  •  aandelen
  • obligaties
  • geld
  • spaargeld
  • eigenwoning
  • kunst, juwelen, vastgoed, etc.


Wil je je vermogen uitrekenen? Dan doen je al je bezittingen - schulden. 

Slide 8 - Tekstslide

Nivellering en denivellering
Nivellering: De verschillen tussen de inkomens worden in verhouding kleiner.
Denivellering: De verschillen tussen de inkomens worden in verhouding steeds groter.


Slide 9 - Tekstslide

Maken tot en met 1.6 

Slide 10 - Tekstslide

Primaire inkomens

Slide 11 - Tekstslide

Bruto en besteedbaar inkomen
Primair inkomen (loon, pacht, huur, rente en winst) (bruto inkomen)
+ Sociale uitkeringen en toeslagen (huur, zorg en kinderopvang)
- Belastingen en sociale premies (progressief)
= Secundair inkomen = besteedbaar inkomen

In Nederland hebben we een progressief belastingstelsel, wordt daarvan de ongelijkheid groter? Of juist kleiner?

Slide 12 - Tekstslide

Nivellering en denivellering
Nivellering: De verschillen tussen de inkomens worden in verhouding kleiner.
Denivellering: De verschillen tussen de inkomens worden in verhouding steeds groter.


Slide 13 - Tekstslide

Reëel inkomen
Vandaag de dag, stijgt of daalt het reëel inkomen?


Slide 14 - Tekstslide

Nominaal en reëel
Voorbeeld:
  • Je loon stijgt met 3%
  • De prijzen stijgen met 2%
Is je reëel inkomen gestegen of gedaald?


Slide 15 - Tekstslide

Indexcijfers
Nominale indexcijfer (Nic): Geeft de verandering in inkomen/ spaargeld
Prijsindexcijfers (PIC): Geeft de verandering in de prijzen 
Reeel indexcijfer (RIC): Geeft de verandering in koopkracht

Slide 16 - Tekstslide

Reële inkomen

RIC = NIC / PIC x 100

NIC = Nominaal IndexCijfer

PIC = prijsindexcijfer (CPI)

RIC = Reele IndexCijfer

Slide 17 - Tekstslide

De lorenzcurve

Slide 18 - Tekstslide

Lorenzcurve

Slide 19 - Tekstslide

Lorenzcurve
Wat zegt deze Lorenzcurve over Brazilië?

Slide 20 - Tekstslide

Maken tot en met 1.7 + werkblad

Slide 21 - Tekstslide

Lorenzcurve

Slide 22 - Tekstslide

Lorenzcurve
Wat zegt deze Lorenzcurve over Brazilië?

Slide 23 - Tekstslide

Maak van onderstaande zin een economisch juiste tekst door het juiste woord te kiezen.
Kies uit de woorden die tussen haakjes staan.
Als de inkomensverschillen kleiner worden, verandert Lorenzcurve b in ...... (Lorenzcurve a / Lorenzcurve c ).

Slide 24 - Open vraag

In een land – vergelijkbaar met Nederland – is er sprake van een progressief belastingstelsel en een uitgebreid sociale zekerheidsstelsel.

Leg uit welke Lorenzcurve in figuur 1 betrekking heeft
op de secundaire inkomensverdeling.

Slide 25 - Open vraag

Reëel inkomen
Vandaag de dag, stijgt of daalt het reëel inkomen?


Slide 26 - Tekstslide

Nominaal en reëel
Voorbeeld:
  • Je loon stijgt met 3%
  • De prijzen stijgen met 2%
Is je reëel inkomen gestegen of gedaald?


Slide 27 - Tekstslide

Indexcijfers
Nominale indexcijfer (Nic): Geeft de verandering in inkomen/ spaargeld
Prijsindexcijfers (PIC): Geeft de verandering in de prijzen 
Reeel indexcijfer (RIC): Geeft de verandering in koopkracht

Slide 28 - Tekstslide

Reële inkomen

RIC = NIC / PIC x 100

NIC = Nominaal IndexCijfer

PIC = prijsindexcijfer (CPI)

RIC = Reele IndexCijfer

Slide 29 - Tekstslide

Mijn salaris is gestegen van €2000 naar € 2040 per maand. De prijzen namelijk gemiddeld met 2% toe.
Wat is mijn RIC?
A
-5%
B
91,2
C
95
D
100

Slide 30 - Quizvraag

Mijn salaris is gedaald van €2150 naar € 2000 per maand. De prijzen namelijk gemiddeld met 2% toe.
Wat is mijn RIC?
A
-4%
B
115
C
91,2
D
91,02

Slide 31 - Quizvraag

Voorbeeld
Je zakgeld gaat van €40 naar €45
De prijs van tijdschriften gaat van €2,50 naar €3
Bereken RIC (reële inkomen)

Slide 32 - Open vraag

Aan de slag!
- Maken opgave 1.11, 1.12 en 2.11. 
- Werkblad Lorenzcurve afmaken
Klaar? Online opgaven


Slide 33 - Tekstslide