3.5 Woorden les 2 2KGT

3.5 Woorden
In deze paragraaf leer je:
  • 25 nieuwe woorden
  • wat afleidingen zijn
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

3.5 Woorden
In deze paragraaf leer je:
  • 25 nieuwe woorden
  • wat afleidingen zijn

Slide 1 - Tekstslide

  1. Leg een blaadje over de betekenis van de woorden.
  2. Lees het eerste woord, en bedenk wat het betekent.
  3. Schuif dan je blaadje een stukje naar beneden en kijk of jouw betekenis klopt met de betekenis die er staat.
  4. Klopt jouw betekenis, dan zet je een kruisje in de juiste kolom (ken ik goed - een een beetje - niet)


3.5 Woorden
Hoe leer je woorden?

Slide 2 - Tekstslide

  • Wat het meeste voorkomt, wat gewoon is. 
  • gemiddeld.
3.5 - Woorden geleerd 
Welk woord hoort bij de onderstreepte betekenis? 

Slide 3 - Tekstslide

  • Vrolijkheid, gelach. 
  • de hilariteit.
3.5 - Woorden geleerd 
Welk woord hoort bij de onderstreepte betekenis? 

Slide 4 - Tekstslide

  • Veel indruk op iemand maken. 
  • gezag inboezemen.
3.5 - Woorden geleerd 
Welk woord hoort bij de onderstreepte betekenis? 

Slide 5 - Tekstslide

  • iets doen zonder erbij na te denken, uit routine. 
  • op de automatische piloot.
3.5 - Woorden geleerd 
Welk woord hoort bij de onderstreepte betekenis? 

Slide 6 - Tekstslide

  • Duidelijk, zodat je snel kan zien wat het is. 
  • overzichtelijk.
3.5 - Woorden geleerd 
Welk woord hoort bij de onderstreepte betekenis? 

Slide 7 - Tekstslide

  • Voordeel of nut van iets hebben. 
  • profijt hebben van.
3.5 - Woorden geleerd 
Welk woord hoort bij de onderstreepte betekenis? 

Slide 8 - Tekstslide

  • Erger worden, verslechteren. 
  • uit de hand lopen.
3.5 - Woorden geleerd 
Welk woord hoort bij de onderstreepte betekenis? 

Slide 9 - Tekstslide

  • Voor dit moment, voorlopig.  
  • vooralsnog.
3.5 - Woorden geleerd 
Welk woord hoort bij de onderstreepte betekenis? 

Slide 10 - Tekstslide

  • 'Om maar niet te spreken van.. ' 'en dan heb ik het nog niet eens over ... '
  • 'laat staan..'
3.5 - Woorden geleerd 
Welk woord hoort bij de ondertreepte betekenis? 

Slide 11 - Tekstslide

  • 1. Persoon die je officieel bent, (naam, adres, leeftijd enzovoort). 
  • 2. persoonlijkheid, al je eigenschappen.
  • de identiteit.
3.5 - Woorden geleerd 
Welk woord hoort bij de onderstreepte betekenis? 

Slide 12 - Tekstslide

  • Het dansen van mijn klasgenoten werkte
     aanstekelijk.
  • je krijgt vanzelf zin om mee te doen
3.5 - Woorden geleerd 
Wat is de betekenis van het onderstreepte woord? 

Slide 13 - Tekstslide

  • Dat jasje is heel populair, iedereen wil het hebben.
  • gewild
3.5 - Woorden geleerd 
Welk woord hoort bij de onderstreepte betekenis? 

Slide 14 - Tekstslide

  • Het is te mooi om waar te zijn, dat je alles weet zonder te leren. 
  • de illusie
3.5 - Woorden geleerd 
Welk woord hoort bij de ondertreepte betekenis? 

Slide 15 - Tekstslide

  • Vaststellen dat het zo is. 
  • constateren
3.5 - Woorden geleerd 
Welk woord hoort bij de ondertreepte betekenis? 

Slide 16 - Tekstslide

  • De educatie. 
  • onderwijs
3.5 - Woorden geleerd 
Welk woord hoort bij de ondertreepte betekenis? 

Slide 17 - Tekstslide

  • 1. Met aandacht op één ding gericht.
  • 2. Op één punt dicht op elkaar
  • geconcentreerd.
3.5 - Woorden geleerd 
Welk woord hoort bij de ondertreepte betekenis? 

Slide 18 - Tekstslide

  • 1. Strijd om beter te zijn, rivaliteit.
  •  2. serie sportwedstrijden met één winnaar. 
  • de competitie
3.5 - Woorden geleerd 
Welk woord hoort bij de ondertreepte betekenis? 

Slide 19 - Tekstslide

  • Je moet wel een beetje kou kunnen
     verdragen,
    zo koud is het toch nog niet!
  • tegen een stootje kunnen
3.5 - Woorden geleerd 
Welk woord hoort bij de ondertreepte betekenis? 

Slide 20 - Tekstslide

In het vorige hoofdstuk leerde je over de achtervoegsels -loos, -achtig, -baar, -je en -es. Door een achtervoegsel verandert het woord. Je noemt dat nieuwe woord een afleiding.

Ook van namen van landen of steden kun je een afleiding maken. Ook deze afleidingen schrijf je met een hoofdletter.
Bijvoorbeeld
Ierland          - de Ierse bedrijven
Rotterdam    - het Rotterdamse festival
Mexico          - een Mexicaans restaurant
3.5 Leertekst afleiding

Slide 21 - Tekstslide

- Maak opdracht 13  blz. 217
- Maak ook opdracht 1 op blz. 225 van de paragraaf
  grammatica





Vandaag 3.5 Woorden

Slide 22 - Tekstslide