Cursus Taal § 6 - Letterlijk en figuurlijk

WELKOM BIJ NEDERLANDS!

Klaarleggen:

- etui
- boek Nieuw Nederlands 
- laptop (log in op lessonup.app) 


1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WELKOM BIJ NEDERLANDS!

Klaarleggen:

- etui
- boek Nieuw Nederlands 
- laptop (log in op lessonup.app) 


Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Herhaling vorige les
leerdoelen
Paragraaf 6 letterlijk en figuurlijk
Opdrachten maken
Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Uitleggen wat de verschillen zijn tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
De kenmerken van letterlijk en figuurlijk taalgebruik noemen.
Voorbeelden geven van letterlijk en figuurlijk taalgebruik.

Slide 3 - Tekstslide

formeel
informeel
je spreekt iemand aan met 'U'
een sollicitatiebrief schrijven
een verjaardagskaart sturen naar je vriendin
straattaal gebruiken in een app

Slide 4 - Sleepvraag

Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik
Geachte meneer
Hé bro!
Met vriendelijke groet
Doei!

Slide 5 - Sleepvraag

Formeel
Informeel

Slide 6 - Sleepvraag

Stel je moet morgen naar de tandarts en wil graag aan je docent melden dat je het eerste uur iets later bent. Maak zelf een formele zin om dit te melden.

Slide 7 - Open vraag

Aan de slag
wat
Wat: Maak opdracht 1 blz. 100
Hoe
Hoe: alleen
Hulp
Hulp: tekstboek en mevrouw Najid
Tijd
Tijd: 5 min.
Uitkomst
Uitkomst: bespreken
Klaar
Klaar: lees opdrachten 2 door. Hier kun je ook alvast aan beginnen.
timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

= taal waarmee je precies bedoelt wat er staat.
- Marlou praat graag met haar klasgenoten. 
- Ensar en Kevin zijn net jarig geweest. 
Letterlijk taalgebruik 

Slide 9 - Tekstslide

= taal waarmee je iets anders bedoelt dan wat er staat. Spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegdes zijn figuurlijk taalgebruik. Er wordt vaak een beeld (figuur) gebruikt.
Figuurlijk taalgebruik 

Slide 10 - Tekstslide

Letterlijk of figuurlijk?

Slide 11 - Tekstslide

Letterlijk of figuurlijk?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Aan de slag
wat
Wat: Maak opdracht 2 blz. 100
Hoe
Hoe: klassikaal filmpje kijken en opdrachten maken
Hulp
Hulp: tekstboek en mevrouw Najid
Tijd
Tijd: 5 min.
Uitkomst
Uitkomst: bespreken
Klaar
Klaar: lees de tekst op blz. 101. Maak daarna opdracht 3 en 4
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Hij begint nu al naast zijn _____ lopen.
A
schoenen
B
vriendin
C
fiets
D
geweten

Slide 15 - Quizvraag

Dat kun je wel op je _____ schrijven.
A
hand
B
voorhoofd
C
buik
D
been

Slide 16 - Quizvraag

Op een _____ wolk zitten.
A
donkere
B
mooie
C
roze
D
witte

Slide 17 - Quizvraag

Figuurlijk taalgebruik ...
kom je tegen in spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegdes. 
Er wordt in zo'n zin vaak een figuur (beeld) gebruikt om iets duidelijk te maken. In het buitenland bestaat een aantal rare uitdrukkingen. Kijk maar mee.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Aan de slag
wat
Wat: Lees de tekst op blz. 101. Maak daarna opdracht 3 en 4
Hoe
Hoe: klassikaal filmpje kijken en opdrachten maken
Hulp
Hulp: tekstboek en mevrouw Najid
Tijd
Tijd: 10 min.
Uitkomst
Klaar: Ga verder in je leesboek
Klaar
Klaar: lees de tekst op blz. 101. Maak daarna opdracht 3 en 4
timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik
Letterlijk taalgebruik
Anouk rekende op Laure: ze schreef 2 + 2 op haar arm

Slide 24 - Sleepvraag

Letterlijk
Figuurlijk
Jouw kamer is een zwijnenstal.
Ik ga stuk!
Ik kijk elke dag even op Tiktok.
Zij kookt van woede.
De toekomst lacht ons tegemoet.

Slide 25 - Sleepvraag

Letterlijk
Figuurlijk
Hij heeft een hart van goud.
Ze zijn een gouden duo.
Ik vond een gouden ring.
Morgenstond heeft goud in de mond.
De waarde van goud is hoog.
Dit is echt goud waard.

Slide 26 - Sleepvraag