WW pouvoir/vouloir + herhaling avoir/être
1 / 14
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
avoir
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
j'
avons
ont
ai
avez
as
a
Slide 3 - Sleepvraag
suis
es
est
sommes
êtes
sont
Je
Tu
Elle
Nous
Vous
Ils
Slide 4 - Sleepvraag
être
+
avoir
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
j'
sommes
ont
ai
avez
es
a
Slide 5 - Sleepvraag
Slide 6 - Tekstslide
Je peux
Tu peux
Il peut
Elle peut
Nous pouvons
Vous pouvez
Ils/elles peuvent
Jij mag
Zij mag
Wij kunnen
Zij mogen
Zij mogen
Ik kan
Jullie mogen
Slide 7 - Sleepvraag
Slide 8 - Tekstslide
Je veux
Tu veux
Il veut
Elle veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils/elles veulent
Ik wil
Jij wilt
Hij wil
Zij wil
Wij willen
Jullie willen
Zij willen
Slide 9 - Sleepvraag
Ik wil
Jij wilt
Hij wil
Zij wil
Wij willen
Jullie willen
Zij willen
Slide 10 - Sleepvraag
Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Elle (pouvoir)
Elle (pouvoir)
A
peux
B
veux
C
peut
D
veut
Slide 11 - Quizvraag
Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Vous (vouloir)
Vous (vouloir)
A
pouvons
B
pouvez
C
voulons
D
voulez
Slide 12 - Quizvraag
Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Ils (pouvoir)
Ils (pouvoir)
A
peut
B
peuvent
C
veut
D
veulent
