Bij biologie kun je dingen op verschillende organisatoeniveaus bestuderen.
Van molecuul tot systeem Aarde.
Slide 5 - Tekstslide
Molecuul
Een structuur die bestaat uit meerdere atomen en met alle eigenschappen van die bepaalde stof
±1 μm
Slide 6 - Tekstslide
Organel
Een onderdeel van een cel met een bepaalde taak
±1 μm
Slide 7 - Tekstslide
Cel
Functionele basiseenheid van elk organisme
± 50 μm
Slide 8 - Tekstslide
Weefsel
Een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie
Slide 9 - Tekstslide
Orgaan
Verschillende weefsels die samenwerken aan een bepaalde taak
Slide 10 - Tekstslide
Orgaanstelsel
Diverse organen die samen een bepaalde taak hebben
Slide 11 - Tekstslide
Organisme
Een levend wezen
Slide 12 - Tekstslide
Populatie
Groep organismen van een bepaalde soort in een bepaald gebied
Slide 13 - Tekstslide
Levensgemeenschap
Alle organismen (en hun onderlinge relaties) in een bepaald gebied
Slide 14 - Tekstslide
Ecosysteem
Een begrensd gebied waarbij de levende en levenloze natuur relaties hebben
Slide 15 - Tekstslide
Systeem Aarde
Een dynamisch systeem gevormd door alle fysische, chemische en biologische processen op aarde en hun onderlinge interacties
Slide 16 - Tekstslide
Emergente eigenschap
Pas zichtbaar op een hoger organisatie-niveau.
Ontstaat door interactie.
Slide 17 - Tekstslide
Levenskenmerken
Onderbouw BvJ
Groeien
Voortplanten
Ademhalen
Uitscheiden
Voeden
Waarnemen
Bewegen
Bovenbouw Nectar
Groeien
Voortplanten
Stofwisseling
Waarnemen/ reageren
Opgebouwd uit cellen
Organisatie van erfelijk materiaal
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Slide 20 - Video
Slide 21 - Video
Oppervlakte/ inhoud
Een cel kan niet zo groot zijn omdat anders de oppervlakte (mogelijkheid tot uitwisseling van stoffen) te klein wordt tov de inhoud.
Slide 22 - Tekstslide
Zoogdieren verliezen veel warmte via de huid. Ten opzichte van ijsberen zijn bruine beren daarom
A
Groter
B
Kleiner
Slide 23 - Quizvraag
Vroeger (560 miljoen jaar geleden) zat er 31% zuurstof in de lucht. Insecten waren toen
A
Groter
B
Kleiner
Slide 24 - Quizvraag
Eicel tot organisme
Stamcel -> gespecialiseerde cellen.
Slide 25 - Tekstslide
Stamcellen
Unipotente stamcellen
Pluripotente stamcellen
Omnipotente stamcellen
(vroege embryonale ontwikkeling)
Slide 26 - Tekstslide
Celdifferentiatie
Gespecialiseerde cellen ontstaan door celdifferentiatie.
Celdifferentiatie ontstaat doordat in verschillende cellen verschillende eiwitten worden gemaakt.
Slide 27 - Tekstslide
Cellen/ suikerziekte
Eilandjes van langerhans: gespecialiseerde cellen in de alvleesklier die insuline maken (nodig voor de regeling van de glucose concentratie in het bloed).
Bij mensen met Diabetes type 1 zijn deze cellen beschadigd en maken dus geen insuline meer aan.
Slide 28 - Tekstslide
Cellen/ suikerziekte
Oplossingen:
Insuline spuiten
Weefseltransplantatie (eilandjes van langerhans)
Orgaantransplantatie (alvleesklier)
Stamceltransplantatie
Slide 29 - Tekstslide
Orgaan
Weefsel
Cel
Organel
Molecuul
Insuline spuiten
Alvleesklier transplantatie
EvL transplantatie
Stamcel transplantatie
Slide 30 - Sleepvraag
Doel en begrippen 2.1
Je hebt geleerd wat het betekent dat cellen leven en hoe ze samenwerken