Persoonlijk begeleider Gehandicaptenzorg

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Gehandicaptenzorg
Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg
Boek -> ThiemeMeulenhoff
Thema; 1 -> 1.1, 1.2 en 1.3

Slide 2 - Tekstslide

Benodigdheden tijdens de les
Pak je een pen en papier?
Die heb je straks nodig om aantekeningen te maken en de opdrachten die je krijgt, te noteren!
Heb je ze? Dan kunnen we starten......

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je al van het onderwerp?
Noem 3 dingen...

Slide 4 - Woordweb

Wat wil je graag weten?
Noem 3 dingen...

Slide 5 - Woordweb

Wat weet je nu na deze les?
-> oriëntatie in de gehandicaptenzorg 
(wat is gehandicaptenzorg / definitie verschillende beperkingen)
-> geschiedenis van de gehandicaptenzorg
-> van intake tot beëindiging ondersteuning (hulpverlening)
Mits je het gekregen huiswerk en je opdrachten maakt!!

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wat houdt werken in de gehandicaptenzorg in?
A
in relatie staan tot met mensen met een beperking
B
in relatie staan tot mensen
C
werken met het downsyndroom
D
werken met mensen met een lichamelijke berperking

Slide 8 - Quizvraag

0

Slide 9 - Video

Verstandelijke, lichamelijk en meervoudige beperking
Mensen met chronische ziekte of revaliderende mensen

In de gehandicaptenzorg krijg je te maken met mensen die een beperking hebben. ‘Gehandicaptenzorg’ is een verzamelterm. 

Het gaat om zorg, begeleiding en opvang op het gebied van wonen, werk, dagbesteding en onderwijs voor mensen met een lichamelijke beperking, een verstandelijke beperking en een meervoudige beperking

Slide 10 - Tekstslide

Voor mensen met een verstandelijke beperking zijn veel benamingen in omloop, zoals ‘geestelijk gehandicapt’, ‘zwakzinnig’ en ‘mentaal geretardeerd’. Deze termen zijn gelukkig verouderd, maar je kunt ze nog tegenkomen.

Vraag; Wat is de juiste term;?
Wat denk jij? Vul het hieronder eens in?

Slide 11 - Open vraag

Deze term maakt duidelijk dat:
het om gewone mensen gaat, net als ieder ander; 

de cliënt een beperking heeft (hij is het niet!); 

er sprake is van een probleem bij het intellectuele functioneren.

Slide 12 - Tekstslide

Bij een verstandelijke beperking is sprake van;
->  duidelijke beperkingen in het intellectuele functioneren en aanpassingsvermogen

Bij een beperking in het aanpassingsvermogen;
-> kan de cliënt niet handelen naar de normen die horen bij zijn leeftijd

Het gaat om normen op het gebied van;
-> sociale vaardigheden
-> verantwoordelijkheden
-> communicatie
-> onafhankelijkheid
-> zelfredzaamheid

De beperkingen treden op vóór de leeftijd van achttien jaar.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht; maken NA DE LES!!!
Stap 1; pak nu je pen en papier 
Stap 2; schrijf de opdracht op die nu volgt -> 
Stap 3; opdracht; in ThiemeMeulenhoff ga je naar het boek;  'persoonlijk begeleider GHZ MZ'
Stap 4; lees thema 1 ' oriëntatie op de gehandicaptenzorg' in zijn geheel door
Stap 5; noteer voor jezelf in je aantekeningen de definities van verstandelijke beperking bij thema 1, 1.1 'cliënten in de gehandicaptenzorg' 
Stap 6; maak voor jezelf een schema van ;
- indeling op basis van intelligentie
- indeling naar niveaus
-  de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn bij een bepaald niveau van functioneren
LET OP: KOMT VOOR IN DE KENNISTOETS!!

Slide 14 - Tekstslide

We zijn er nog niet....
Lees door in ThiemMeulenhoff thema 1, 1.1 -> 
Indeling naar ervaringsordening van Dorothea Timmers-Huigens en maak voor jezelf een schema met;
-> Wat kan hij en wat doet hij met zijn ervaringen? Noem daarbij één voorbeeld van elke ervaringsordening!

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Wat weet jij al over het Down syndroom?
Noem drie voorbeelden..

Slide 17 - Woordweb

Specifieke syndromen
In de gehandicaptenzorg kun je ook te maken krijgen met cliënten met een specifiek syndroom
De bekendste is het syndroom van Down
Mensen die hetzelfde syndroom hebben, kunnen op elkaar lijken maar zijn niet hetzelfde. Ook al vallen de overeenkomsten op, de onderlinge verschillen zijn groter

Slide 18 - Tekstslide

Mensen met een licht verstandelijk beperking en een gedragsstoornis hebben speciale aandacht nodig.
De gedragsstoornis kan groot of klein zijn. De afkorting voor een grote gedragsstoornis is...?

Wat denk jij?
A
SGLVG; sterk gelovige leerzame verstandelijke gehandicapten
B
Down syndroom
C
MLVBG; Mensen met een lichte vorm van verstandelijke beperking met een goed IQ
D
SGLVG: sterk gedragsgestoorde licht verstandelijk gehandicapten

Slide 19 - Quizvraag

Uitleg antwoord;
Mensen met een licht verstandelijk beperking en een gedragsstoornis hebben speciale aandacht nodig

De gedragsstoornis kan groot of klein zijn. De afkorting voor een grote gedragsstoornis is SGLVG: sterk gedragsgestoorde licht verstandelijk gehandicapten

Deze doelgroep heeft allerlei problemen bijvoorbeeld;  
->  (crimineel gedrag -> verslaving -> psychiatrische stoornissen en/of persoonlijkheidsstoornissen
Dat ze óók een verstandelijke beperking hebben, zien instanties en begeleiders vaak veel te laat

Slide 20 - Tekstslide

In de gehandicaptenzorg kun je ook te maken krijgen met mensen met een meervoudige beperking.

Welke cliënt behoord tot deze doelgroep? Welke is juist?
A
Blinde cliënt
B
Dove cliënt
C
Doofblinde cliënt
D
Manke cliënt

Slide 21 - Quizvraag

Mensen met een meervoudige beperking
Cliënten met een zeer ernstige verstandelijke, motorische én visueel/auditieve beperking, duid je aan als ‘mensen met een ernstige meervoudige beperking’ (EMB)

In de gehandicaptenzorg kun je ook de afkorting ZEVMB tegenkomen.
Mensen met ZEVMB hebben zowel (zeer) ernstige verstandelijke beperkingen als (zeer) ernstige motorische beperkingen

Specifieke problemen bij deze cliënten zijn problemen met;
->  alertheid -> gedragsproblemen -> communicatieproblemen -> problemen met sociale contacten

Slide 22 - Tekstslide

Mensen met een lichamelijke beperking

Bij een beperking op lichamelijk gebied kan het gaan om allerlei vormen van beperkingen

Een lichamelijke beperking kan aangeboren of pas later verkregen zijn

Slide 23 - Tekstslide

Noem eens 3 vormen van lichamelijke beperkingen?

Slide 24 - Woordweb

Uitleg antwoorden;
-> motorische beperkingen

-> zintuiglijke beperkingen

-> orgaanbeperkingen

-> bewustzijnsstoornissen (coma, epilepsie)

-> niet-aangeboren hersenletsel (CVA bijvoorbeeld)

-> spraak- en/of taalstoornissen

Slide 25 - Tekstslide

Lichamelijke beperkingen kun je op verschillende manieren onderverdelen;
-> de eerste indeling is kijken naar de aard van de beperking
-> een tweede indeling is  naar de oorzaak van de beperking: er zijn aangeboren en niet-aangeboren beperkingen
-> een derde indeling is die in zichtbare en onzichtbare beperking

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht; maken NA DE LES!!!
Stap 1; pak nu je pen en papier 
Stap 2; schrijf de opdracht op die nu volgt -> 
Stap 3; opdracht; in ThiemeMeulenhoff ga je naar het boek;  'persoonlijk begeleider GHZ MZ'
Stap 4; lees thema 1 ' oriëntatie op de gehandicaptenzorg' in zijn geheel door
Stap 5; noteer voor jezelf in je aantekeningen de indeling van de aard van de beperking (lichamelijke beperking)
(onder thema; Indelingen van mensen met een lichamelijke beperking)
Stap 6; maak voor jezelf een schema van ;
- de verschillende lichamelijke beperkingen
- welke kenmerken en welke vormen er zijn
LET OP: KOMT VOOR IN DE KENNISTOETS!!

Slide 27 - Tekstslide

Progressieve en niet-progressief verlopende beperkingen
Bij veel beperkingen is sprake van een duidelijke situatie->  niet-progressieve beperking

Daarnaast kent een aantal stoornissen en beperkingen een progressief verloop -> voortdurend is er lichamelijke en/of cognitieve achteruitgang
De snelheid van deze progressie kan sterk verschillen. Een cliënt met een progressieve aandoening wordt steeds geconfronteerd met lichaamsfuncties die minder worden of uitvallen. Dit maakt de acceptatie extra moeilijk. De cliënt ziet zich telkens geconfronteerd met een nieuwe situatie waarin hij minder mogelijkheden heeft. De onvoorspelbaarheid van de achteruitgang kan onzekerheid en onmacht oproepen.

Slide 28 - Tekstslide

Welke ziekte is een niet progressieve beperking?
A
Reuma
B
Spastisch
C
Fybromyalgie
D
Dystrofie

Slide 29 - Quizvraag

Wat is volgens jullie zelfredzaamheid? En waarom is het zo belangrijk?
Schijf eens op....

Slide 30 - Open vraag

Opdracht; maken NA DE LES!!!
Stap 1; pak nu je pen en papier 
Stap 2; schrijf de opdracht op die nu volgt -> 
Stap 3; opdracht; in ThiemeMeulenhoff ga je naar het boek;  'persoonlijk begeleider GHZ MZ'
Stap 4; lees thema 1 ' oriëntatie op de gehandicaptenzorg' in zijn geheel door
Stap 5; ga naar thema 1.2  'Geschiedenis van de gehandicaptenzorg en voorzieningen' 

Stap 6; maak voor jezelf een samenvatting van het gehele thema 1.2

LET OP: KOMT VOOR IN DE KENNISTOETS!!

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Dus daarom!!
Dus daarom kiezen wij ervoor om jullie zelfstandig aan het werk te zetten. Het vraagt consequentie van jezelf, maar daarmee werk je ook aan je toekomst op professioneel niveau!
Plaats de samenvattingen direct in de daarvoor bestemde mapjes (documenten) op je laptop.
Onder de juiste vakken. 
Je hebt ze nodig ter voorbereiding voor de kennistoets in schoolweek 11!!
Dit was het vak; theorie (gehandicaptenzorg)
Succes....
Einde!!

Slide 33 - Tekstslide