In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Onderdelen in deze les
Welkom bij economie!
Ga rustig zitten
Doe je jas uit en pet af!
Pak je spullen
Doe je telefoon in je tas
Doe je oortjes uit
Zet je tas op de grond
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
Opdrachtn 4.1
Leerdoelen 4.2
instructie paragraaf 4.2
aan het werk met 4.2
hebben we onze lesdoelen gehaald?
Afsluiten
Slide 3 - Tekstslide
Opdrachten 4.1
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Inhoud:
4.1 Wat levert werken op?
4.2 Waar wil je werken?
4.3 Ben jij actief op de arbeidsmarkt?
4.4 Als je zonder werk zit.
Slide 6 - Tekstslide
Leerdoelen voor vandaag:
Na deze les weet ik ...
welke arbeidsmotieven je kunt hebben
welke productiesectoren er zijn
het verschil tussen leidinggevend en uitvoerend werk
het verschil tussen geschoold en ongeschoold werk
Slide 7 - Tekstslide
Werk? waar denk jij dan aan?
Slide 8 - Woordweb
In je arbeidsovereenkomst staat:
A
Loonschalen
B
Regels over opzegtermijn.
C
Hoeveel uur je werkt.
D
Hoeveel dagen vrij bij een huwelijk.
Slide 9 - Quizvraag
Redenen om te werken
Redenen om te werken noem je arbeidsmotieven.
Je kunt verschillende redenen hebben om te werken:
geld verdienen
nuttig en zinvol bezig zijn
werken levert contacten op
een baan geeft regelmaat aan je leven
nieuwe dingen leren
Slide 10 - Tekstslide
Productie en arbeid kun je in verschillende
productiesectoren indelen:
Dienstverlenende sector
Winkels, banken en overheid
Industriële sector
industrie, bouw, ambachten (bakker, slager)
Argrarische sector
landbouw, visserij, winning van grondstoffen
Slide 11 - Tekstslide
Geschoold of ongeschoold
Voor geschoold werk
*heb je een beroepsopleiding nodig
Voor ongeschoold werk
*heb je geen beroepsopleiding nodig
Slide 12 - Tekstslide
Leidinggevend of uitvoerend
Leidinggevend werk
*Je geeft opdrachten aan anderen.
*Je bent verantwoordelijk voor het eindresultaat.
Uitvoerend werk
*Je voert opdrachten uit die je opgedragen krijgt.
Slide 13 - Tekstslide
Ieder zijn eigen taak
et werk bij een bedrijf is verdeeld in verschillende banen.
Dit heet arbeidsverdeling.
Bij arbeidsverdeling
Doet iedereen waar hij/zij goed in is.
Heeft iedereen zijn eigen specialisatie.
Slide 14 - Tekstslide
Je kunt in loondienst werken, maar ook als zelfstandig ondernemer.
Een ondernemer verdient zijn inkomen met een eigen bedrijf.
Ondernemers starten vaak als zzp’er (zelfstandige zonder personeel).
Een zzp’er heeft meestal een eenmanszaak.
In een eenmanszaak:
Is er één eigenaar
kan personeel werken
moet de eigenaar schulden met privégeld aflossen
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Zelf aan de slag
Gebruik de rest van de les om
de opdrachten van 4.2 te maken !!
3
Slide 17 - Tekstslide
En tot de volgende les!
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Mevrouw Meijerink verdient €1995,- bruto per maand. De loonbelasting bedraagt €145,50 en de sociale premies €35,20. Bereken haar nettoloon.
A
€1815,-
B
€2175,70
C
€1814,30
D
€1849,50
Slide 21 - Quizvraag
Het nettoloon van de heer Roeberts is €2995,- De loonbelasting bedraagt €184,50 en de sociale premies €95,95. Bereken het brutoloon van de heer Roeberts.
A
€2714,55
B
€3275,45
C
€2810,50
D
€3275,50
Slide 22 - Quizvraag
Paragraaf 5.2
Een eigen bedrijf
Slide 23 - Tekstslide
Vraag naar arbeid
De vraag naar arbeid is het totaal aantal beschikbare banen: de al bezette banen plus de nog niet bezette banen (de vacatures).
De vraag naar arbeid komt van de bedrijven en van de overheid.
We noemen de vraag naar arbeid ook wel de
werkgelegenheid.
Slide 24 - Tekstslide
Aanbod van arbeid
Het aanbod van arbeid noem je ook wel de:
Beroepsbevolking:
Dat is iedereen van 15 tot de pensioenleeftijd die werkt of werkloos is.
Slide 25 - Tekstslide
Deel van het geheel
Deel : geheel x 100
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Algemene wet gelijke behandeling
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Video
Arbeidsparticipatie
Ook wel genoemd arbeidsdeelname.
Het percentage van de bevolking dat tot de beroepsbevolking behoort.
Slide 30 - Tekstslide
Werken in de formele sector
Betaald werk waarover je belastingen en premies betaaldd is werk in de formele sector. Dit wordt ook wel wit werk genoemd.
Slide 31 - Tekstslide
Werken in de informele sector
Onbetaald werk is werk in de informele sector. Bijvoorbeeld vrijwilligerswerk of werken in je eigen huishouding. Dit wordt ook wel grijs werk genoemd.
Betaald werk dat niet geregistreerd is. Hierover betaal je geen belasting en sociale premies en wordt ook wel zwart werk genoemd.
Slide 32 - Tekstslide
Paragraaf 5.4
Zonder werk?
Slide 33 - Tekstslide
WW-uitkering
Uitkering volgens de Werkloosheids Wet.
Je moet je inschrijven bij het UWV (Uitkeringsinstituut WerknemersVerzekeringen)
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Video
Welk antwoord hoort niet bij ww-uitkering?
A
Ontslag door eigen schuld
B
36 weken voor ontslag 26 weken in loondienst geweest.
C
UWV
D
Eerste twee maanden 75% van brutoloon
Slide 36 - Quizvraag
Geregistreerde werkloosheid
Als je bent ingeschreven bij het UWV nadat je werkloos bent geworden dan tel je mee in de geregistreerde werkloosheid.
Slide 37 - Tekstslide
Verborgen werkloosheid
Als jij je niet ingschrijft bij het UWV, bijvoorbeeld omdat je geen recht hebt op een ww-uitkering dan heet dat verborgen werkloosheid.
Slide 38 - Tekstslide
Er zijn twee soorten werkloosheid, verstopte en geregistreerde werkloosheid.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 39 - Quizvraag
Soorten werkloosheid
1. Conjuncturele werkloosheid.
2. Structurele werkloosheid.
3. Seizoenwerkloosheid.
4. Regionale werkloosheid.
5. Frictiewerkloosheid.
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Video
Wanneer het werk wordt overgenomen door een machine is dit ...
A
structurele werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
frictie werkloosheid
D
regionale werkloosheid
Slide 42 - Quizvraag
Van welk soort werkloosheid is sprake? "Tijdens perioden van crisis"
A
Regionale werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Seizoenswerkloosheid
D
Conjuncturele werkloosheid
Slide 43 - Quizvraag
Van welk soort werkloosheid is sprake? "Als mensen net van school komen of net ontslagen zijn"....
A
Structurele werkloosheid
B
Conjuncturele werkloosheid
C
Frictiewerkloosheid
D
Regionale werkloosheid
Slide 44 - Quizvraag
Van welk soort werkloosheid is sprake? "In Overijssel is meer werkloosheid dan gemiddeld in het land".......