Fase 2b lesdag 6

Fase 2 lesdag 6
Onderwijsdeskundigheid
Lesuitvoering en beoordelen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerkeersopleidingenBeroepsopleiding

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 240 min

Onderdelen in deze les

Fase 2 lesdag 6
Onderwijsdeskundigheid
Lesuitvoering en beoordelen

Slide 1 - Tekstslide

Beoordelen van vorderingen
Inleiding beoordelen van rijvorderingen
Kiezen van toetsmoment en toetsvorm
Gunstige omstandigheden voor toetsafname
Samenstelling van de toets
Observeren en beoordelen
Terugkoppeling van toets- en leerresultaten

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Inleiding Beoordelen van Rijvorderingen
In dit onderdeel leer je hoe je leerlingen beoordeelt. 
Je wilt een inschatting maken of de leerdoelen zijn behaald.
Je leert onder andere wanneer je toetst, hoe je toetst, hoe je dit registreert en hoe je dit terugkoppelt aan je leerling.
Kiezen van toets en toetsmoment
Na deze les kun je:
--> relevante momenten kiezen om de rijvaardigheid te toetsen.
--> het doel voor een relevante toets kiezen.



Slide 4 - Tekstslide

Voorbereiden van de toetsafname
Na deze les kun je: 
--> de sfeer en omstandigheden bij de toets zodanig maken, dat leerlingen de kans krijgen hun ware kunnen te tonen.
--> de toets zo te introduceren, dat de leerling exact weet wat en hoe er getoetst wordt.
--> tijdens het systematisch observeren van een leerling de drang onderdrukken om de leerling tussentijds te begeleiden.
Samenstelling van de toets
Na deze les kun je:
--> passende situaties kiezen die het te observeren of te beoordelen rijgedrag in hoge mate oproepen.
--> de leerling in een voldoende aantal taaksituaties laten rijden om aan een rijonderdeel een geldige en betrouwbare score toe te kennen (praktijktoets).
--> verantwoord gebruik maken van door anderen samengestelde toetsopgaven ter toetsing van de theoretische kennis van de leerling (theorietoets).

Slide 5 - Tekstslide

Observeren en beoordelen
Na deze les kun je:
--> tijdens elke rijles belangrijke gebeurtenissen in het rijgedrag van de leerling bijhouden.
--> bijhouden in hoeverre de leerling is gevorderd in het uitvoeren van rijonderdelen.
--> een beschrijving geven van het waargenomen gedrag van de leerling, die dicht blijft bij de feiten, zonder eigen interpretaties daarvan.  
--> bij het beoordelen van een praktijkrit je bewust zijn van je eigen vooroordelen en vermijdt deze als basis te nemen voor je waarderingen.
--> de gedragingen die je waarneemt bij de leerlingen ordenen in passende taakrubrieken en onder de passende beoordelingscriteria (praktijktoets). 
--> de verzamelde bewijzen verkregen uit observaties samenvatten met een waardering op een waarderingsschaal (praktijktoets). 
--> beoordelen aan de hand van je alledaagse lesobservaties, welke leerdoelen gerealiseerd zijn; dat wil zeggen: op welk niveau een leerling de uitvoering van rijtaken beheerst. 

Slide 6 - Tekstslide

Terugkoppeling van toetsresultaten
Na deze les kun je:
--> een foutenanalyse maken door per onderdeel van de rijtaak aan te geven wat zowel goed als minder goed ging.
--> de resultaten zodanig met de leerling bespreken, dat deze aanknopingspunten heeft voor verbetering van het rijgedrag.

 



Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Kiezen van toetsmoment en toetsvorm
Je toetst om te bepalen of een leerling klaar is voor een volgende fase in de rijopleiding of voor een tussentijdse toets (TTT) of het praktijkexamen.
Wanneer de leerling nog niet voldoende scoort op de toets, weet je dat je op bepaalde vlakken je de instructie of coaching nog moet bijsturen.
Bijvoorbeeld: Voordat je met een leerling doorgaat naar fase 2 (eenvoudige verkeerssituaties) wil je zeker weten of hij fase 1 (voertuigbeheersing) geautomatiseerd beheerst. Het is belangrijk om vooral niet te vroeg te toetsen.
Als het resultaat tegenvalt, kan de leerling gedemotiveerd, gefrustreerd of onzeker worden. 

Slide 9 - Tekstslide

Verschillende momenten in een rijopleiding waarop je toetst
--> Intest: dit doe je aan het begin van de rijopleiding om te bepalen hoeveel lessen een leerling ongeveer nodig heeft.
--> Aanvangstoets: dit doe je bij het begin van een nieuw lesonderdeel om te kijken of de leerling klaar is om dit te leren.
--> Vorderingentoets / tussentijdse toets (TTT): dit doe je gedurende de rijopleiding om te kijken hoe de leerling vordert. Op basis van deze toetsen pas je je lesprogramma eventueel aan.
--> Rijproef/ rijexamen: dit gebeurt aan het einde van de rijopleiding.
Adviezen bij het kiezen van toets en toetsmoment
--> Toets vlak voordat een leerling overgaat van de ene fase naar de andere fase om vast te stellen of de leerling klaar is voor de volgende fase.
--> Toets om vast te stellen in hoeverre een leerling klaar is voor het examen. Doe dit pas als alle onderdelen van de rijtaken zijn aangeleerd.
--> Toets niet te vroeg in de opleiding, want dit kan demotiverend werken.

Slide 10 - Tekstslide

Kiezen van een geschikte toetsvorm
Welke toets je kiest, is afhankelijk van het doel van de toets en wat je wilt toetsen:
Kennis: dit kun je doen door kennisvragen te stellen. 
Bijvoorbeeld mondeling, schriftelijk of door middel van beeldtoetsen.
Inzicht: bijvoorbeeld het oplossen van een nieuwe verkeerssituatie. Geef de leerling een opgave om een geleerd inzicht toe te passen op een voor de leerling nieuwe en onbekende situatie. ‘Inzicht’ is ‘inzien welk verband er tussen bepaalde begrippen bestaat’.
Vaardigheid: bijvoorbeeld de vaardigheid van het berijden van een rotonde. Dit kun je doen door de leerling een rijopdracht betreffende rotondes te laten uitvoeren. Pas wanneer de leerling meerdere malen de vaardigheid goed uitvoert, kun je besluiten dat de leerling deze verkeersopgaven beheerst.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Gunstige omstandigheden voor toetsafname
Situatieschets: je doet je instructeursexamen bij het IBKI met harde muziek in het ernaast gelegen lokaal. Daarbij is het veel te warm in het examenlokaal en een examenbegeleider zit irritant te praten met een collega...
Wanneer je zakt voor het examen, zal je waarschijnlijk hiervan de schuld aan deze omstandigheden geven.

Zo werkt het ook voor je leerling. Het is daarom belangrijk om voor goede afnamecondities van een toets te zorgen. Dit doe je door gunstige omstandigheden te kiezen, waarin de leerling zich kan richten op zijn opdracht. Alleen op deze manier kun je vaststellen wat hij werkelijk kan.
Adviezen:
--> Zorg voor een goede sfeer. Zorg dat de leerling ontspannen is maar wel serieus.  
--> Zorg dat er geen storing is van buitenaf.

Slide 13 - Tekstslide

Bij een theorietoets:
--> Zorg dat eventueel geluid van stem, clips en CBR-vragen goed verstaanbaar zijn. 
--> Voorkom afkijken. 
--> Voorkom storing van buitenaf, zoals lawaai, binnenlopende collega’s, enzovoorts. 
--> Maak afspraken met de leerlingen over wat te doen als ze klaar zijn met de toets. 
--> Zorg dat de hulpmiddelen bij de toets beschikbaar zijn.
--> Maak de regels tijdens de afname bekend.  
--> Geef de juiste hoeveelheid tijd om de toets te maken.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Samenstelling van de toets
Bij een praktijktoets geef je de leerling rijopdrachten die hij uitvoert. Bij het samenstellen van de praktijktoets zijn de taaksituaties die je kiest passend en voldoende in aantal.
Passende taaksituaties
Bij het kiezen van de taaksituaties is het belangrijk dat je situaties kiest die overeenkomen met de dagelijkse praktijk. Je kiest dus een route, waarin de meest voorkomende verkeerssituaties en verkeersomstandigheden zitten.
Een goede route bevat de belangrijkste rijtaken uit de rijprocedure. 
Daarnaast heeft de bestuurder te maken met veel andere soorten weggebruikers, zoals fietsers en andere automobilisten.
Een route waarin geen 80 km/u wegen of kruispunten van gelijke orde voorkomen is bijvoorbeeld geen goede route. De leerling kan dan niet beoordeeld worden op deze situaties. Het resultaat van de toets zegt dan weinig over wat de leerling kan in gevarieerde verkeerssituaties.



Slide 16 - Tekstslide

Voldoende aantal verschillende taaksituaties
Een leerling moet in een toets een rotonde oversteken. Het verkeersbeeld is rustig en de leerling voert de rijtaak goed uit. Betekent dit nu dat hij alle rotondes altijd goed kan uitvoeren? Dit valt niet te zeggen. Deze ene keer kan toeval zijn. Om toeval uit te sluiten, zorg je ervoor dat een leerling bepaalde taken tenminste drie keer uitvoert.
Om voor een onderdeel tot een betrouwbare waardering te komen, laat je de leerling in een aantal situaties rijden, die “dekkend” zijn voor het rijonderdeel. Op grond van slechts een paar observaties, kunt je geen betrouwbare beoordeling geven.
Theorietoets
Wanneer je een theorietoets samenstelt, kies je opgaven in de navolgende categorieën:
--> Waarneem- en voorspelvragen
--> Gedragskeuzevraag (beslissen)
--> Rijtaak: verkeersregels en verkeerstekens
--> Weers- en verkeersomstandigheden
 


Slide 17 - Tekstslide

--> voertuigkenmerken 
--> bestuurderskenmerken 
--> andere verkeersdeelnemers 
Op deze manier werkt de toets als voorbereiding op het CBR theorie-examen. De leerling komt zo tijdens het examen niet voor verrassingen te staan.  

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Observeren en beoordelen
Om de voortgang van de leerling bij te houden, plan je iedere les een voortgangstoets. Dit is geen toets waarop een leerling kan zakken of slagen. Deze toets is bedoeld om jou als rijcoach inzicht te geven in hoeverre de leerling al rijvaardig is. Het geeft je inzicht in op welk niveau hij onderdelen uit kan voeren. Je kunt hierop je les aanpassen. 
Deze manier van toetsen wordt formatief toetsen genoemd.
Je maakt iedere les aantekeningen van de observaties die je doet. Je kunt dit het beste op een instructievorderingenkaart (IVK) noteren. 
Door deze notities op de instructievorderingenkaart, kun je tussentijds formatief oordelen over de rijvaardigheid van de leerling.
Het observeren en beoordelen tijdens een toets doe je volgens de WACKER-methode:
Waarnemen
Je observeert en beoordeelt de leerling zo veel mogelijk op waargenomen gedrag. Dit houdt in dat je zonder te oordelen een pure beschrijving geeft van wat je hebt gezien. Bijvoorbeeld: je stopte niet voor de stopstreep. Je gaf de snorfietser van rechts voorrang. 
Je gaf geen richting aan.



Slide 20 - Tekstslide

Je laat je tijdens je observaties niet leiden door je verwachtingen of vooroordelen.
Aantekeningen maken
Tijdens het observeren maak je aantekeningen. Dit doe je zo objectief mogelijk.  
Classificeren
Je ordent je notities. Dit doe je door je aantekeningen te maken per rijonderdeel. Zo zet je bijvoorbeeld alle notities die gaan over "rotondes" bij elkaar, zodat je een goed beeld krijgt van het beheersingsniveau van de leerling betreffende dit onderdeel. 
Op deze manier worden verschillende rijonderdelen niet met elkaar verward.
Kwalificeren
Op basis van je observaties geef je een waardering die passend is. 
Je kunt bijvoorbeeld waarderen in stappen van 1 t/m 8. 
Bij iedere stap is aangegeven wat de leerling moet kunnen om deze stap te behalen:


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Wanneer je een waardeoordeel geeft, houd je rekening met:
De aard: dit is een concrete handeling of nalatigheid.
De ernst: dit is de mate waarin wordt afgeweken van het meest wenselijke rijgedrag.
Het aantal malen: een afwijking van het meest wenselijke rijgedrag, die vaker of minder vaak voorkomt in relatie tot het onderdeel. 
Evalueren   
Wanneer je regelmatig toetst, kun je aangeven welke leerdoelen al behaald zijn. 
Ook weet je welke onderdelen een leerling nog niet (volledig) beheerst en welke dus nog een aandachtspunt zijn.
Rapporteren 
Doordat je de waarderingen noteert, heeft ook de leerling inzicht in zijn vorderingen. 
Hij weet dan wat de aandachtspunten zijn, waaraan nog gewerkt moet worden. 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Terugkoppeling van toets- en leerresultaten
Na afloop van een toetsmoment koppel je de resultaten terug aan je leerling. 
Een toetsmoment in de les is ook een "leermoment".
Foutenanalyse
Om ervoor te zorgen dat een leerling het meeste leert van de terugkoppeling, maak je een foutenanalyse. In een foutenanalyse geef je per onderdeel van de rijtaak aan wat goed ging en wat minder goed ging.
Voorbeeld: rechter zijwegen van gelijke orde voorbijrijden:
Goed: je regelde de snelheid keurig, passend bij het zicht.
Verbeteren: je keek slechts één keer naar rechts en dat deed je te lang.
Daardoor verloor je te lang het contact met voor.
Je kunt beter 2 tot 3 keer kort naar rechts kijken, waardoor je je beeld naar de zijweg opbouwt. Tussendoor zie je dan ook wat er voor je gebeurt.


Slide 26 - Tekstslide

Je geeft dus duidelijk aan om welke handeling(en) het gaat en je aanwijzing is concreet. 
Je zegt dus niet: "Het kijkgedrag moet beter". Met zo'n opmerking heeft de leerling geen idee hoe hij beter moet kijken.
Door concreet aan te geven wat goed gaat en wat beter kan, krijgt de leerling een goed beeld waar hij nog aan moet werken. Ook voor collega's is dit handig: zij hebben aanknopingspunten als zij een les van jou moeten overnemen.
Adviezen voor het bespreken van toetsresultaten
Bij het bespreken van de toetsresultaten, verwijs je naar de verkeerssituaties zoals vastgelegd in de rijprocedure en in het leerplan (denk aan RIS).
--> Je geeft gedoseerd aan welke verbeterpunten er zijn.
--> Je geeft op een zodanige manier commentaar, dat de leerling het goed begrijpt. 
Je gebruikt hierbij zo min mogelijk moeilijke woorden.
--> Je legt je commentaar voor de leerling schriftelijk vast, zodat deze het later rustig kan bekijken.

Slide 27 - Tekstslide

Ingreep
Tijdens de rijles en het praktijkexamen kan er ingegrepen moeten worden.
Dit kan door een remingreep, een stuuringreep of een mondelinge ingreep.

Tijdens een praktijkexamen leidt een ingreep tot een onvoldoende examen als de volgende drie elementen samenvallen:
1e   naar het oordeel van de examinator is een ingreep noodzakelijk;
2e   zonder ingreep zou een aanrijding plaatsvinden;
3e   naar het oordeel van de examinator ligt hiervoor de schuld bij de kandidaat. 

Samenvattend: 1e   ingreep noodzakelijk;
                              2e   zonder ingreep een aanrijding;
                              3e   schuld kandidaat.


Slide 28 - Tekstslide