Fase 2b lesdag 4

Fase 2b lesdag 4
Onderwijsdeskundigheid
Lesuitvoering en beoordelen
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerkeersopleidingenBeroepsopleiding

In deze les zitten 48 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 420 min

Onderdelen in deze les

Fase 2b lesdag 4
Onderwijsdeskundigheid
Lesuitvoering en beoordelen

Slide 1 - Tekstslide

Inleiding fase 2b
In fase 2a heb je geleerd hoe je een les voorbereidt. In fase 2b leer je hoe je een les geeft.
Het is handig om tijdens fase 2b het beoordelingsprotocol erbij te houden. Dit kan je helpen om verbanden te zien.
Fase 2b is opgedeeld in drie onderdelen:
Instructie geven
In deze les leer je hoe een les is opgebouwd. Je leert wat je in iedere fase van een les doet en waarop je moet letten.
Coachen van het leerproces
In deze les leer je hoe je je leerlingen coacht. Je leert onder andere wanneer, hoe en welke opmerkingen je maakt en hoe je de leerling de steun geeft die hij nodig heeft.
Beoordelen van rijvorderingen
Deze les gaat over beoordelen van leerlingen. Dit kan door goed naar je leerling te kijken. In deze les leer je waar je op let als je een leerling beoordeelt en hoe je je bevindingen terugkoppelt aan je leerling.





Slide 2 - Tekstslide

Instructie geven
Inleiding instructie geven

Uitleg en demonstratie

Aanbieden oefensituaties

Afsluiting van de les

Slide 3 - Tekstslide

Inleiding Instructie geven
Deze les geeft je inzicht in hoe je de verschillende onderdelen van een les geeft. Je leert wat je per onderdeel van een les doet en leert waar je op moet letten.  
In een les zitten de navolgende onderdelen:
• inleiding 
• uitleg
• aanbieden oefensituaties
• feedback
Inleiding 
In deze les leer je...
=>  aangeven wat er in de les(onderdelen) aan de orde komt en in welke volgorde.
=>  de essentie beschrijven wat de leerling gaat leren en de noodzaak motiveren van de nieuw aan te leren rijtaak.

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg
 In deze les leer je...
      de uitleg laten aansluiten aan het voorgaande lesonderdeel.
      de uitleg over de rijtaak geven conform de beschrijving van de rijprocedure.
      beschrijven hoe de concrete deelstappen uitgevoerd moeten worden.
      aangeven waar bij de uitvoering van het lesonderdeel fouten kunnen ontstaan en mogelijke gevolgen daarvan.
Aanbieden oefensituaties
In deze les leer je... 
      een geschikte plaats kiezen voor het oefenen van de rijtaak.
      een oefensituatie kiezen die de leerling aankan en de leerling stimuleren.
      de leerling gelegenheid geven om te oefenen.
      de leerling genoeg ruimte geven zolang de veiligheid niet in het gedrang komt.

Slide 5 - Tekstslide

Feedback
In deze les leer je... 
      een samenvatting geven van het lesonderdeel.
      het leerresultaat vaststellen en bespreken met de leerling
      met de leerling nagaan hoe het leerproces is verlopen.

Slide 6 - Tekstslide

De inleiding

Slide 7 - Tekstslide

Inleiding van de les; maximaal 10 minuten

1) begroeting
2) voertuigcontrole
3) samenvatten vorige les/lessen
4) controle vorige les/controle aanvangsniveau
5) vraag naar de mening van de leerling en geef feedback
6) inhoud lesplan
7) doelstelling
8) motivatie

Slide 8 - Tekstslide

Begroeting en voertuigcontrole
In het begin is een leerling vaak gespannen voor een les. Het is daarom belangrijk het 'ijs te breken'. Je doet dat door de leerling te begroeten en een ontspannen praatje te houden. Vraag iets over school/werk of wat de leerling in het weekeind heeft gedaan.

Begin niet met vragen als: "heb je je huiswerk wel gedaan" of "ben je vandaag minder zenuwachtig dan de vorige keer?" Dat draagt er niet toe bij om de leerling op zijn gemak te stellen.
Geen inspiratie voor een algemeen praatje? De controle van het voertuig is een goede start de leerling zich op zijn gemak te laten voelen.



Slide 9 - Tekstslide

Inleiding en de rol van de rijcoach 
Inleiding bij een toets
Als de leerling niet volledig op de hoogte is van hoe de toets moet worden gemaakt, zullen de resultaten onbetrouwbaar en ongeldig (niet valide) worden. Het is daarom belangrijk dat je leerling op de hoogte is hoe hij een toets moet maken en wat er wordt getoetst.
Aanbevelingen inleiding toets
• Geef aan welke opgaven gemaakt moeten worden (theorieles).
• Geef aan welke route gereden gaat worden en wat daarin beoordeeld gaat worden (praktijk).
• Geef aan hoe moet de leerling antwoord geven (theorieles).
• Geef aan wat aan zelfstandige keuzes van de leerling wordt verwacht (praktijkles).
• Geef aan welke hulpmiddelen de leerling mag gebruiken (theorie en praktijk, zoals navigatie systeem).
• Geef aan wat de opstelling van de rijcoach is tijdens de toets.
• Geef aan in welke gevallen de rijcoach mag worden geraadpleegd.

Slide 10 - Tekstslide

Eisen aan een toets
Wat je ook toetst, een toetst moet altijd valide, betrouwbaar en objectief zijn. Een toets is betrouwbaar en objectief als het er voor de uitslag niet toe doet wie de toets afneemt of op welk moment de toets wordt afgenomen.
Valide
Concreet gezegd: “Meet de toets wat hij wil meten? Weet ik na afloop van de toets of de leerling de gestelde leerdoelen beheerst?” Validiteit betekent geldigheid. In een goede leerdoelenbeschrijving staat onder welke omstandigheden de leerling minimumprestaties moet leveren. Dit moet in een toets tot uitdrukking komen.
Allereerst is de validiteit afhankelijk van de functie die de toets vervult. Als het gaat om voortgangscontrole en bijsturing of correctie van het leerproces, dan is betekenis van validiteit anders dan bij het CBR-examen. Een valide toets stelt de docent in staat een goede uitspraak te doen over de mate waarin de leerdoelen bereikt zijn. Daarvoor is nodig dat de toets de onderwijsinhoud dekt en dat de toets een beroep doet op die vaardigheden die relevant zijn.

Slide 11 - Tekstslide

Bijvoorbeeld: Als je wilt toetsen of de leerling een bocht achteruit kan rijden, dan geef je de opdracht achteruit in een parkeervak te parkeren. De opdracht dekt de leerinhoud die je wilt toetsen. Geef je de opdracht om achteruit in file te parkeren om te toetsen of de leerling een bocht achteruit kan rijden dan is de toets niet valide. 
Betrouwbaar
Op basis van een toets wil je tot een eindoordeel komen dat verdedigbaar is en als rechtvaardig wordt ervaren door de leerling. Een betrouwbare toets is niet afhankelijk van pech of geluk. Bijvoorbeeld een rijopdracht in een extreem zware regenbui.
Objectief
Een toets is objectief wanneer ongeacht wie beoordeelt, iedere beoordeling steeds hetzelfde resultaat oplevert. Als de ene beoordelaar een rijprestatie waardeert met een ruime voldoende en een ander met onvoldoende dan is de uitslag niet objectief. In dit geval wil dat zeggen: de uitslag mag niet afhankelijk van de persoon van de beoordelaar zijn. Om de objectiviteit te optimaliseren worden examinatoren getraind.

Slide 12 - Tekstslide

Doelstelling en motivatie
Nadat je hebt verteld wat je in de les gaat doen, geef je ook het doel van de les aan. In fase 2a heb je geleerd hoe je een goede doelstelling formuleert.
Je geeft een nauwkeurige beschrijving van de leertaak die in deze les centraal staat en motiveert duidelijk het belang van elk lesonderdeel voor het autorijden (Stap 2 RIS: motivatie). Voor de leerling is het duidelijk wat hij aan het einde van de les kan en is de leerling gemotiveerd en weet hij waarvoor hij zich deze les moet inspannen.
In je leerdoel geef je aan welk gedrag, onder welke omstandigheden en volgens welke standaard de leerling iets kan.  



Slide 13 - Tekstslide

Rol als observator
Tijdens het uitvoeren van een toets is de rol van de rijcoach "observator". Om een beeld te krijgen van de vorderingen van de leerling, krijgt de leerling geen hulp. 
Geef alleen hits als anders de verkeersopgave niet kan worden uitgevoerd.

Meting Vorige Les / Controle Aanvangsniveau
Je geeft aan wat tijdens de vorige les/rijtaak is behandeld en controleert dit praktisch. Je meet de feitelijke beginsituatie in relatie tot de vereiste beginsituatie als voorbereiding op de geplande rijles. 
Eerst door gericht vragen te stellen.
Vervolgens door een rijopdracht te geven.  
Op de instructievorderingenkaart zie je dat de leerling al enkele onderdelen beheerst. Of deze leerling in de praktijk deze onderdelen ook nog beheerst, test je praktisch terwijl je richting het oefengebied rijdt. Je kunt ook testen of de leerling bijvoorbeeld nog de voorrangsregels weet door vragen te stellen. Hierbij meet je de feitelijke beginsituatie.

Slide 14 - Tekstslide

Voor de leerling moet het duidelijk worden of hij de vorige lesstof nog volledig beheerst en dat hij moet voldoen aan het vereiste aanvangsniveau. Je bespreekt je bevindingen daarom met de leerling. Vraag wat de leerling er zelf van vindt en deel jouw bevindingen. Wanneer je het feitelijke beginniveau niet goed vaststelt, en toch door gaat met de geplande doelstelling, kan de leerling gedemotiveerd worden. Het is dan te moeilijk voor de leerling waardoor hij het gevoel krijgt dat het niet lukt.

Aan het begin van de les geef je de leerling de gelegenheid om vragen te stellen, over vorige les, deelhandelingen, enz.



Slide 15 - Tekstslide

Instructie geven met behulp van een instructievorderingenkaart (IVK)

Een instructievorderingenkaart is een onmisbaar hulpmiddel voor verschillende zaken, die in een les aan bod moeten komen, zoals:
• Het bepalen wat je met de leerling de komende les gaat doen.
• Het noteren van de resultaten van de les.
• Het samen met de leerling evalueren van de les.
• Het behouden van het overzicht over de vorderingen gedurende de gehele opleiding.
• Inzicht krijgen in zowel de sterkere als de zwakkere kanten van de leerling.

Doelgericht, effectief en verantwoord lesgeven
Om doelgericht en effectief met de IVK om te kunnen gaan moet je eerst leren de kaart te lezen. Wat betekenen al de cijfertjes? Je moet er ook praktische aanwijzingen voor het geven van de les uit kunnen halen.
Pas als je de gegevens op de kaart begrijpt, kun je de kaart zelf leren gebruiken.





Slide 16 - Tekstslide

De betekenis van de instructievorderingenkaart in de les 

Wanneer gebruik je de IVK?

1. Samenvatting vorige les: Je laat de leerling zien aan de hand van IVK wat de leerling de vorige les heeft geleerd.
2. Doelstelling nieuwe les: Je gebruikt de IVK om aan de leerling te laten zien wat je de komende les met hem wilt bereiken.
3. Aansluiting voorgaande lessen: Je geeft op de IVK aan welke relatie het nieuwe onderwerp heeft met de onderdelen die de cursist al beheerst. Je meet tevens of de relevante onderwerpen die nodig zijn voor de nieuw te leren taak al voldoende worden beheerst.
4. Afsluiting: Je geeft aan in hoeverre de doelstelling deze les is behaald.
5. Onderwerp volgende les: Op de IVK geef je aan wat je van plan bent om de volgende les te gaan behandelen en tevens geef je het huiswerk voor de cursist aan.

Slide 17 - Tekstslide

Inhoud lesplan
Nadat je het aanvangsniveau hebt bepaald, vertel je de leerling wat je in deze les gaat doen en in welke volgorde. Dit geeft de leerling structuur en houvast. De leerling weet wat hem deze les te wachten staat. Je vertelt over het nieuwe onderwerp dat je gaat behandelen, dat je dit gaat demonstreren en dat de leerling daarna zelf gaat oefenen.

Vereiste aanvangsniveau niet behaald
Wanneer de leerling niet voldoet aan het vereiste aanvangsniveau, maak je de keuze om niet een nieuw onderwerp te behandelen maar zorg je eerst dat het vereiste aanvangsniveau wordt behaald. Je past hiervoor je lesplan en doelstelling aan. Samen met de leerling bespreek je hoe je de les nu gaat invullen.


Slide 18 - Tekstslide

Uitleg en demonstratie
Kern van de les - De uitleg
De kern van de les bestaat uit de uitleg en de oefenfasen. De rijcoach geeft aan het begin van de kern een uitleg. Na de uitleg geeft hij een demonstratie.

Slide 19 - Tekstslide

Uitleg
Aansluiting voorgaande lesonderwerpen
Je gaat samen met de leerling na wat er bij voorgaande lesonderwerpen/rijtaken aan de orde is geweest en maakt daarbij gebruik van de instructievorderingenkaart/lesprogramma/logboek. Je gaat na welk niveau de leerling bij voorgaande lesonderwerpen/rijtaken heeft bereikt en sluit daarop aan.
Voor de leerling is duidelijk wat dit lesonderdeel/rijtaak te maken heeft met voorgaande lesonderwerpen en welke nieuwe onderdelen hij nog moet leren voor het nieuwe lesonderdeel/rijtaak. De leerling weet precies in welke fase van de rijopleiding hij zit.
Inhoud
Je geeft een heldere en nauwkeurige beschrijving van de nieuwe rijtaak. De uitleg is volgens de inhoud van de rijprocedure B. Zo heeft de leerling een volledig beeld van de nieuwe rijtaak zoals die volgens de rijprocedure B uitgevoerd moet worden. 
Dit beeld krijgt de leerling door een handelingsanalyse te gebruiken. 


Slide 20 - Tekstslide

Deelhandelingen / Foutgedragingen
Deelhandelingen
Je beschrijft stap-voor-stap en volledig de concrete onderdelen van de nieuwe rijtaak. Je geeft aan hoe en in welke volgorde de deelstappen uitgevoerd moeten worden (Afhankelijk van sturing naar niveauverhoging en sturing naar zelfstandigheid). Op deze manier is de leerling volledig geïnformeerd over de wijze waarop hij de rijtaak moet uitvoeren. Hij geeft er blijk van precies te weten wat hij moet doen en in welke volgorde. Dat geeft de leerling houvast.
Foutgedragingen
Je geeft een duidelijke en volledige beschrijving van de kritieke punten die een rol spelen bij de uitvoering van de rijtaak. Je beschrijft welke gevolgen eventuele fouten kunnen hebben en hoe de leerling daarmee om moet gaan.
De leerling kent alle kritieke punten bij de uitvoering van de rijtaak en weet waar hij speciaal aandacht aan moet besteden. Hij laat zien dat hij voorbereid is op moeilijke situaties, waarin hij terecht kan komen.


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Demonstratie
Na de uitleg geef je een demo volgens de rijprocedure B. 
In de eerste demo laat je de deelhandelingen zien.
Tijdens de tweede demo voer je het onderdeel uit op examenniveau.
Voor de leerling moet het duidelijk zijn wat de rijtaak inhoudt en op welke wijze deze volgens de rijprocedure B moet worden uitgevoerd.  

Waarom doen we ?
Veel rijcoaches vragen zich af: waarom zou ik een demonstratie geven?  
Er is onderzoek gedaan naar het nut van een demonstratie. Door het zien van een handeling worden er delen in ons brein geactiveerd (spiegelneuronen) die ervoor zorgen dat iemand na een demonstratie gemakkelijker het gedrag overneemt. Probeer ook eens na een demonstratie of bij een tweede demonstratie de leerling de stappen die je hebt laten zien te laten verwoorden. Je zult zien dat hoe beter de leerling de stappen in zijn hoofd heeft, hoe gemakkelijker het aanleren daarna gaat.
 



Slide 25 - Tekstslide

Aanbieden oefensituaties
Kern van de les - Aanbieden van oefensituaties
De kern van de les bestaat uit twee delen: uitleg en oefenfasen. In de oefenfasen oefent de leerling (nieuwe) vaardigheden.


Slide 26 - Tekstslide

Aanbieden van oefensituaties
Tijdens het oefenen vertel je de leerling hoe je hem gaat begeleiden: geef je veel begeleiding of laat je de leerling de rijtaak zo zelfstandig mogelijk uitvoeren? 
 
Zorg in ieder geval dat de leerling voldoende gelegenheid krijgt om te oefenen. Ook geef je de leerling ruimte om fouten te maken, zolang de veiligheid maar niet in gedrang komt. Door fouten te accepteren zal de leerling meer gemotiveerd worden er het beste van te maken, zich meer inspannen en initiatief nemen. Zorg er wel voor dat je op tijd hulp geeft als dat nodig is. Help je teveel of te lang, dan krijgt de leerling niet de kans om fouten te maken en hiervan te leren. Dit zorgt dan voor "gestolen leermomenten". 


Slide 27 - Tekstslide

Wanneer is een oefensituatie geschikt?
Dit wordt bepaald door onderstaande factoren:
--> Wat zijn de lesdoelen, welke taken, deeltaken, programma’s of scripts horen bij de leerdoelen?
--> Wat is het niveau van de leerling: welke fouten maakt hij; in welke mate kan hij de informatie adequaat verwerken, hoever is hij gevorderd met de rijtaken op de instructievorderingenkaart?
--> Wat zijn belangrijke kenmerken van deze leerling? 

Slide 28 - Tekstslide

Instructiefase
Plaats van aanbieding/ uitvoering
Kies een plaats waarbij de leerling de taak die je wilt oefenen naar behoren en onder veilige omstandigheden kan uitvoeren. De uitgekozen plek past bij de rijtaak. De omstandigheden zijn zo dat er ruimte en tijd is om te handelen en de leerling fouten kan maken e.d. 
Je oefent bijvoorbeeld keren door middel van steken op een weg met zeer weinig verkeer, en niet op een drukke voorrangsweg.
Instructiefase
Hoe je de instructie geeft, laat je afhangen van het niveau van je leerling voor die deelhandeling:
• Doe Met Mij Mee (DMMM) (Stap 3 RIS) 
• Doe Op Aanwijzing (DOA) (Stap 4 RIS) 
• Doe Op Minder Aanwijzing (Vrijwel zonder hulp) (DOMA) (Stap 5 RIS) 
• Doe Zonder Aanwijzing (Zelfstandig uitvoeren) (DZA) (Stap 6 RIS).
Hierdoor ervaart de leerling dat de aangeboden rijtaak aansluit bij zijn ervaring en zijn leerbehoefte, waardoor de motivatie en dus ook leerprestatie worden versterkt.


Slide 29 - Tekstslide

De vier fasen van de mentorfase
Een mentor is een begeleider. In de mentorfase ben je de begeleider/ helper van de leerling. In de mentorfase ontplooit de leerling, onder leiding van de instructeur, leeractiviteiten. In deze fase geeft de instructeur aanvankelijk nog veel aanwijzingen: hij stuurt het leerproces. 
Gaandeweg nemen deze aanwijzingen af en moet de leerling zelfstandiger de opdrachten uitvoeren.
De aansturing van de leerling is verdeeld in vier fasen:
• Fase DMMM ===> Doe Met Mij Mee
• Fase DOA =====> Doen Op Aanwijzingen 
• Fase DOMA ===> Doen Op Minder Aanwijzingen
• Fase DZA =====> Doen Zonder Aanwijzingen
De hoeveelheid hulp die je de leerling geeft, neemt van dmmm naar dza stap voor stap af.


Slide 30 - Tekstslide

Verschillende handelingen, verschillende begeleiding
Tijdens de mentorfase help/ coach je een leerling met/ op verschillende handelingen. Het kan best zijn dat je de leerling voor het onderdeel "sturen" al op D.Z.A begeleidt maar het onderdeel "Afslaan" begeleidt op D.O.A. niveau.
Op de RIS instructievorderingenkaart staat dit duidelijk weergegeven. Je noteert hier een cijfer/ code achter de onderdelen. Deze cijfers komen overeen met de vier fasen in de mentorfase.
Fase 1: D.M.M.M. (Doe Met Mij Mee)
Nadat je aan de leerling de handeling hebt gedemonstreerd gaat de leerling het gedemonstreerde nadoen. Daarbij geef je steeds aan hoe een handeling moet worden uitgevoerd. De leerling leert in deze stap een aantal deelhandelingen aan. De instructeur neemt in deze fase met name het ”kijkgedrag” nog voor zijn rekening, zodat de leerling zich geheel kan concentreren op het uitvoeren van de handelingen.


Slide 31 - Tekstslide

Fase 2: D.O.A. (Doen Op Aanwijzingen)
Als de leerling op deze manier een basis heeft gekregen gaan we naar fase 2. In deze fase voert de leerling de handeling + kijken uit op aanwijzingen van de instructeur.
Fase 3: D.O.M.A. (Doen Op Minder Aanwijzingen)
Dit is de fase van de “afnemende hulp”. Nu moet de leerling het met beperkte aanwijzingen doen. Hij kan de handeling als geheel vrij aardig uitvoeren, maar moet nu veel oefenen om de rijtaak ook vloeiend en vlot onder de knie te krijgen. Hij moet als het ware Ieren zichzelf de nodige aanwijzingen te geven. De instructeur helpt de leerling waar nodig en corrigeert de fouten.
Fase 4: D.Z.A. (Doen Zonder Aanwijzingen)
De leerling is in deze fase in staat de rijtaak “zelfstandig”, dus zonder aanwijzingen, correct en vloeiend uit te voeren. Vanaf nu komt de nadruk te liggen op herhaling van de rijtaak in de volgende lessen zodat de leerling het geleerde steeds vlotter en vloeiender uit kan voeren en de aandacht wordt verlegd naar het vergroten van het verkeersinzicht. In deze fase kun je de "hardopdenkmethode" toepassen. Lukt het de leerling nog niet om zelfstandig een rijtaak uit te voeren, dan coach je hem op zijn niveau zodat het wel lukt.
 

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Moeilijkheidsgraad
Als de oefensituaties te moeilijk zijn voor deze leerling, dan zal de leerling de bepaalde taak niet goed kunnen oefenen. Bijvoorbeeld: te weinig tijd en te weinig ruimte op de oefenplaats om te handelen vanwege het overige verkeer op de oefenplaats; fouten maken in deze situatie met deze complexiteit. Bovendien kan de leerling gefrustreerd raken of angst of stress ontwikkelen.
Staat een leerling aan de beginfase waarin de bediening nog moet worden aangeleerd, dan moeten eenvoudige oefensituaties worden geselecteerd. Bijvoorbeeld een parkeertrein of een verlaten weg.
Als er essentiële kenmerken ontbreken in een situatie (bijvoorbeeld het van gelijke orde zijn van kruispunten), kan de vaardigheid niet doelgericht worden uitgevoerd.



Slide 34 - Tekstslide

Intensiteit
Laat de leerling de rijtaak intensief oefenen. Kies ervoor de leerling zoveel mogelijk situaties te laten oefenen in plaats van te praten over mogelijke situaties. Je laat de leerling oefenen tot (bijna) foutloze uitvoering (uitvoering is vlot en vloeiend).
Het leerproces bij de leerling is afgerond wanneer de leerling laat zien dat hij de nieuwe rijtaak met succes aan kan in gewijzigde en wisselende situaties (stap 7 en 8 van de RIS).


Slide 35 - Tekstslide

Beheersingsniveaus
Verschillende rollen van de instructeur
Tijdens het aanleren van nieuwe vaardigheden zal de instructeur eerst de motivator zijn en demonstrator. Wanneer de leerling de vaardigheden gaat oefenen is de instructeur de coach/ mentor. Wanneer de leerling zelfstandig deze vaardigheden in verschillende gebieden gaat uitvoeren, is de instructeur corrector.
Beheersingsniveaus van de leerling
Tijdens het leren van nieuwe vaardigheden, doorloopt de leerling verschillende beheersingsniveaus.

--> Cognitief beheersingsniveau: Op dit eerste niveau moet de leerling bewust nadenken over de wijze waarop handelingen moeten worden uitgevoerd. Hij kan de handelingen opzeggen, maar kan ze nog niet uitvoeren. 
Een goede leermethode voor dit beheersingsniveau is de “hardopdenkmethode”.
De nadruk ligt op: handelingen correct uitvoeren.


Slide 36 - Tekstslide

--> Associatief beheersingsniveau: één geheel kunnen maken van een set van regels wordt ‘associëren’ genoemd. Vandaar de term "associatief beheersingsniveau". Dit niveau van beheersing van een rijtaak wordt ook wel "half geautomatiseerd" genoemd. De leerling denkt nog na over de deelhandelingen, maar voert ze in de praktijk al uit.
De nadruk ligt op: correct, vloeiend, vlot uitvoeren.

--> Geautomatiseerd (autonoom) beheersingsniveau: Dit niveau wordt ook wel geautomatiseerd niveau genoemd. Een leerling hoeft niet meer na te denken over de set van regels en voert de deelhandelingen in verschillende gebieden vloeiend en vlot uit.
De nadruk ligt op: correct, veilig, vloeiend, vlot en zelfstandig uitvoeren.
 


Slide 37 - Tekstslide

Binnen de Rijopleiding in Stappen:

Fasen 1, 2 en 3 RIS

Stappen 1, 2 en 3 worden binnen de RIS kennismaken met het script genoemd. 
Hierbij is de leerling vooral vanuit het denken (cognitief) bezig om de set van regels te leren.

Stappen 4, 5 en 6: hier is de leerling bezig met het zich eigen maken van het script
De begeleiding van de instructeur neemt steeds meer af en de leerling gaat steeds meer zelf doen. Hij krijgt gevoel voor het script in eenvoudige verkeerssituaties.

Stappen 7 en 8: hier gaat de leerling verzelfstandigen, waarbij ook complexe situaties aan bod komen. Hier moet de leerling de set regels kunnen toepassen en zijn aandacht goed kunnen verdelen binnen nieuwe verkeerssituaties. Hij moet hiervoor de set regels zo goed beheersen dat hij niet meer hoeft na te denken over bepaalde deelhandelingen maar zijn aandacht kan richten op het oplossen van de verkeerssituatie.



Slide 38 - Tekstslide

Fouten binnen veiligheidsmarge
Tijdens het oefenen geef je de leerling kans om fouten te maken. Het maken van fouten hoort bij het leerproces. Vertel ook aan je leerling dat het niet erg is om fouten te maken, zolang je er maar van leert. Wanneer een leerling fouten mag maken en de kans krijgt om zichzelf te verbeteren, is hij gemotiveerd.
Wel zorg je tijdig dat de leerling zelf of andere verkeersdeelnemers door de fouten niet in gevaar komen. Je kunt dit doen door mondeling op tijd wat te zeggen of als het echt gevaarlijk wordt in te grijpen door middel van remmen of sturen. 
Grijp niet te snel in, want het is voor de leerling erg frustrerend als jij ingrijpt als er geen gevaar dreigt. Laat hem dan de fout gewoon maken. Een leerling kan door dit onnodig ingrijpen bang worden om fouten te maken of zelfs bang worden om auto te rijden.
Grijp ook niet te laat in. Hierdoor kan een gevaarlijke situatie ontstaan.


Slide 39 - Tekstslide

Afsluiting van de les
De afsluiting van de les duurt ongeveer 5 minuten. Je evalueert hierin met de leerling de les, het leerresultaat en of de doelstelling van de les is behaald. Je gaat met de leerling na hoe het leerproces is verlopen. Daarnaast kijk je vast vooruit naar de volgende les en geef je eventueel huiswerk op.

Slide 40 - Tekstslide

Samenvatting en leerresultaat

==>  Geef een samenvatting van de complete les.  <== 

Door het geven van een samenvatting kan de leerling de belangrijkste zaken van de les voor zichzelf nog eens overzien. Daardoor wordt de geleerde rijtaak of kennis, beter onthouden. Het geleerde krijgt structuur en de leerling begrijpt en overziet (beter) wat er is geleerd.
Geef een heldere samenvatting van de gehele les die ‘to-the-point’ is. Vat samen wat de leerling heeft geleerd en geeft aan wat de samenhang is met al eerder geleerde rijtaken. Zo weet de leerling precies wat de essentie van de les was. 
Bespreking leerresultaat
Aan het einde van de les stel je het leerresultaat vast. Geef duidelijk en kernachtig aan wat de leerling goed en fout heeft gedaan en wat hij kan verbeteren. Bekijk samen met de leerling of de doelstelling is gehaald of gedeeltelijk is behaald.



Slide 41 - Tekstslide

Hierdoor heeft de leerling een duidelijk beeld van de wijze waarop hij de rijtaak heeft uitgevoerd. Hij weet wat hij goed en minder goed heeft gedaan en hoe hij de uitvoering van de rijtaak kan verbeteren. Wanneer je leerling verder gevorderd is, kun je de leerling ook eens laten reflecteren op zijn eigen resultaat. Dit bevordert het zelfstandig leren bij de leerling.
Doe de nabespreking direct na de les, zodat de les nog vers in het geheugen zit. 
Beperk je tot de essentie en houdt het positief. Wanneer je veel negatieve feedback geeft, dan kan dit bij de leerling leiden tot onzekerheid, faalangst of onverschilligheid.
Bespreking terugweg
Geef duidelijk en kernachtig aan wat de leerling op de terugweg goed en minder goed heeft gedaan. Doe dit aan de hand van een foutanalyse. Op deze manier krijgt de leerling een duidelijk beeld van de wijze waarop hij de rijtaken op de terugweg heeft uitgevoerd. Hij weet wat hij goed en minder goed heeft gedaan en hoe hij de uitvoering van de rijtaken kan verbeteren.

Slide 42 - Tekstslide

Evaluatie leerproces
Ga samen met de leerling na hoe het leerproces verlopen is. Betrek de leerling nadrukkelijk bij de evaluatie en daag de leerling met de juiste vragen uit om over zijn eigen leerproces na te denken. Goede vragen zijn open vragen. Dit zijn vragen waarbij de leerling wordt uitgedaagd om een langer antwoord te formuleren dan alleen 'ja' of 'nee'. 

Goede vragen zijn:
• Wat vond je erg goed gaan deze les?
• Waar denk je dat we volgende les nog aan moeten werken?
• Wat vond je van het oefengebied en de lesroute?
• Wat kan ik doen om jou de volgende les nog beter te laten leren?

Door het leerproces te evalueren weet de leerling wat er in het leerproces goed is gegaan en wat er minder goed is gegaan.


Slide 43 - Tekstslide

Onderwerp volgende les
Bekijk met de leerling de instructievorderingenkaart. 

Bespreek de volgende drie punten:
1. Het onderwerp van de rijtaak van de volgende les. 
2. De motivatie (noodzaak) van deze rijtaak. 
3. Een opdracht voor zelfwerkzaamheid in relatie tot de rijtaak (huiswerk).
Voor de leerling is het nut en belang van de rijtaak van de volgende les geheel duidelijk.
Hij wordt nieuwsgierig gemaakt.

Einde van de les
Aan het einde van de les neem je afscheid van je leerling.

Slide 44 - Tekstslide

Lesuitvoering in de praktijk 
Tijdens de lesuitvoering in de praktijk mag je gebruik maken van een "rode draad" gedurende jouw lesuitvoering. Dat is een vaste lijn van werken.

Nu heb je een goed beeld hoe je een les voorbereidt en uitvoert volgens het IBKI protocol. Tevens is dat een wetenschappelijk onderbouwde manier van didactisch vaardig zijn. 
Nu volgt een voorbeeld hoe je "een vaste lijn van werken" kan opzetten. 

Slide 45 - Tekstslide

Rode draad lesplan

Inleiding
Introductie
1. Meting vorige les en controle aanvangsniveau
2. Inhoud lesplan vertellen aan leerling
3. Doelstelling en motivatie van de les
 
Kern
Uitleg
4. Aansluiting voorgaande lesonderwerpen
5. Inhoud rijprocedure B
6. Deelhandelingen en foutgedragingen
7. Demonstratie (2x)
 




Slide 46 - Tekstslide

Kern
Aanbieden oefensituaties
8. Plaats van uitvoering
9. Instructiefase en moeilijkheidsgraad
10. Intensiteit
11. Fouten binnen veiligheidsmarge

Afsluiting
Feedback
12. Samenvatten (lesafronding)
13. Productevaluatie (bespreking leerresultaat)
14. Procesevaluatie (evaluatie leerproces)
15.  a  Onderwerp volgende les aan leerling vertellen
       b  Motivatie volgende les aan leerling vertellen
       c   Huiswerk aan leerling opgeven

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide