Werkwoorden kun je in drie werkwoordsvormen schrijven: tegenwoordige tijd (tt), verleden tijd (vt) en voltooid deelwoord (vd).
Bij sommige werkwoorden moet je extra goed opletten.
Slide 14 - Tekstslide
Werkwoordalarm TH
De tegenwoordige tijd en de voltooide tijd klinken hetzelfde, maar je schrijft die niet altijd op dezelfde manier. Het gaat om werkwoorden die bijvoorbeeld beginnen met: be-, ge-, ver-, ont-, her- of over-.
Slide 15 - Tekstslide
Voorbeeld
Dit t-shirt .............. verkleuren. (tegenwoordige tijd - tt)
Dit t-shirt is .......................... verkleuren.(voltooide tijd - vd).
Ruim voor je gaat gamen eerst je kamer op! (bevel)
Voorbeeldzin 1 staat in de aanvoegende wijs (aw).
Slide 24 - Tekstslide
Uitleg aanvoegende wijs (A)
Het werkwoord is een vorm in de tegenwoordige tijd en eindigt in het enkelvoud meestal op een e. Alleen bij zijn komt een verledentijdsvorm voor: ware. De aanvoegende wijs kan verschillende zaken uitdrukken: