1. Leesvaardigheid - verbanden - signaalwoorden en kernzinnen

Welkom Manar
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom Manar

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. Herhaling basis leesvaardigheid
  2. Alinea's en tekstverbanden
  3. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de functie van de inleiding van een tekst?

A
Onderwerp duidelijk maken
B
Samenvatting van de tekst geven
C
Deelonderwerpen bespreken
D
Een conclusie geven

Slide 3 - Quizvraag

Welke drie functies heeft
een inleiding van een tekst?

Slide 4 - Woordweb

Wat is de functie van de kern van een tekst?
A
Vat de tekst samen
B
Het onderwerp wordt toegelicht d.m.v. deelonderwerpen
C
De schrijver vertelt zijn mening
D
Meningen van andere worden toegelicht

Slide 5 - Quizvraag

Par. 6 alinea's en verbanden

Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandig naamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 7 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 8 - Quizvraag

omdat
is een signaalwoord voor?
A
reden
B
samenvatting
C
conclusie
D
doel, middel

Slide 9 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor tijd?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 10 - Quizvraag

zo
is een signaalwoord voor?
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
opsomming
D
inperking

Slide 11 - Quizvraag

ook
is een signaalwoord voor?
A
voorbeeld
B
opsomming
C
tijd

Slide 12 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een reden?
A
omdat
B
zoals
C
en
D
maar

Slide 13 - Quizvraag

maar
is een signaalwoord voor?
A
toegeving
B
tegenstelling
C
reden
D
samenvatting

Slide 14 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
hoewel
D
denk aan

Slide 15 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorwaarde?
A
en
B
maar
C
mits
D
dus

Slide 16 - Quizvraag

toch
is een signaalwoord voor?
A
tegenstelling
B
reden
C
opsomming
D
vergelijking

Slide 17 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor een tegenstelling?
A
zoals
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen

Slide 18 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorbeeld?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 19 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor een opsomming?
A
en
B
ook
C
daarna
D
daarnaast

Slide 20 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een toelichting?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea

Slide 23 - Quizvraag

Bevat de kernzin altijd de hoofd- of de bijzaak?
A
hoofdzaak
B
bijzaak

Slide 24 - Quizvraag

Na de kernzin komt dus...
A
bijzaken
B
de hoofdzaak

Slide 25 - Quizvraag


Wat is de kernzin?
A
De Maastrichtse neuropsycholoog Jelle Jolles (...)
B
Jongeren tussen de 12 en 18 jaar kunnen volgens Jolles (...)

Slide 26 - Quizvraag


Wat is de kernzin?
A
Pubers zijn niet in staat weloverwogen een vakkenpakket te kiezen.
B
Hun hersens zijn nog lang niet volgroeid en daarom (...)

Slide 27 - Quizvraag


Wat is de kernzin?
A
Jolles beschrijft recent onderzoek naar de hersenontwikkeling van jongeren.
B
Diverse studies tonen aan dat puberhersens nog niet optimaal functioneren.
C
Bij meisjes zijn de hersenfuncties voor het maken van complexe keuzes volgroeid na hun 20ste.
D
Bij jongens ligt dat gemiddelde nog een paar jaar hoger.

Slide 28 - Quizvraag

Welke tekstfunctie kom je meestal in de inleiding van een tekst tegen?
A
conclusie
B
stelling
C
argument
D
toelichting

Slide 29 - Quizvraag

Welke tekstfunctie kom je meestal in de inleiding van een tekst tegen?
A
advies
B
opsomming
C
aanleiding
D
toelichting

Slide 30 - Quizvraag

Welke tekstfunctie kom je meestal in de kern van een tekst tegen?
A
stelling
B
conclusie
C
verklaring
D
aanleiding

Slide 31 - Quizvraag

Welke tekstfunctie kom je meestal in de kern van een tekst tegen?
A
vraagstelling
B
advies
C
samenvatting
D
opsomming

Slide 32 - Quizvraag

Welke tekstfunctie kom je meestal in het slot van een tekst tegen?
A
toelichting
B
samenvatting
C
tegenstelling
D
argument

Slide 33 - Quizvraag

Welke tekstfunctie kom je meestal in het slot van een tekst tegen?
A
conclusie
B
definitie
C
verklaring
D
tegenwerping

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide