V4 Par 6 alinea's en tekstverbanden

Welkom V4TB!
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom V4TB!

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Huiswerkvragen --> antwoorden staan weer op Teams
  3. Leerwerkcheck par. 4 en 5
  4. Par. 6: alinea's en tekstverbanden
  5. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerkvragen: 8 t/m 14 (p. 48-49)
8 Er lijkt een tweedeling te ontstaan tussen studenten die betaalde scriptiehulp kunnen inhuren en studenten die het moeten doen met de reguliere scriptiehulp op school.
9 Welke tweedeling lijkt er te ontstaan bij het schrijven van scripties en is die tweedeling kwalijk?
10 Scriptiehulp door een extern bureau bestaat uit het afbakenen van het onderzoek, het formuleren van een onderzoeksvraag en het vertellen hoe een scriptie geschreven moet worden.

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerkvragen: 8 t/m 14 (p. 48-49)
11 Docenten hebben vaak te weinig tijd om goede ondersteuning te bieden.
12 In de tekst is er sprake van een verklaringsstructuur. Er is een verschijnsel (‘scriptietweedeling’) en dat wordt verder in kaart gebracht.
13 B de lezer laten nadenken over de opkomst van externe bedrijven die hulp bieden bij het schrijven van een scriptie en of dat een goede zaak is
14 De conclusie die getrokken wordt is dat het niet verboden is en ook.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de functie van de inleiding van een tekst?

A
Onderwerp duidelijk maken
B
Samenvatting van de tekst geven
C
Deelonderwerpen bespreken
D
Een conclusie geven

Slide 6 - Quizvraag

Welke drie functies heeft
een inleiding van een tekst?

Slide 7 - Woordweb

Wat is de functie van de kern van een tekst?
A
Vat de tekst samen
B
Het onderwerp wordt toegelicht d.m.v. deelonderwerpen
C
De schrijver vertelt zijn mening
D
Meningen van andere worden toegelicht

Slide 8 - Quizvraag

Welke vier elementen kun je
tegenkomen in het slot van
een tekst?

Slide 9 - Woordweb

Welke tekststructuur past het beste bij een uiteenzetting?
A
aspecten
B
argumentatie
C
verklaring
D
probleem-oplossing

Slide 10 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het beste bij een betoog?
A
voor- en nadelen
B
argumentatie
C
aspecten
D
verklaring

Slide 11 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het beste bij een beschouwing?
A
voor- en nadelen
B
argumentatie
C
verleden-heden-toekomst
D
aspecten

Slide 12 - Quizvraag

Par. 6 alinea's en verbanden

Slide 13 - Tekstslide

Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandig naamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 14 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 15 - Quizvraag

omdat
is een signaalwoord voor?
A
reden
B
samenvatting
C
conclusie
D
doel, middel

Slide 16 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor tijd?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 17 - Quizvraag

zo
is een signaalwoord voor?
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
opsomming
D
inperking

Slide 18 - Quizvraag

ook
is een signaalwoord voor?
A
voorbeeld
B
opsomming
C
tijd
D
inperking

Slide 19 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een reden?
A
omdat
B
zoals
C
en
D
maar

Slide 20 - Quizvraag

maar
is een signaalwoord voor?
A
toegeving
B
tegenstelling
C
reden
D
samenvatting

Slide 21 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
hoewel
D
denk aan

Slide 22 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorwaarde?
A
en
B
maar
C
mits
D
dus

Slide 23 - Quizvraag

toch
is een signaalwoord voor?
A
tegenstelling
B
reden
C
opsomming
D
vergelijking

Slide 24 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor een tegenstelling?
A
zoals
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen

Slide 25 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorbeeld?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 26 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor een opsomming?
A
en
B
ook
C
daarna
D
daarnaast

Slide 27 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een toelichting?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea

Slide 30 - Quizvraag

Bevat de kernzin altijd de hoofd- of de bijzaak?
A
hoofdzaak
B
bijzaak

Slide 31 - Quizvraag

Na de kernzin komt dus...
A
bijzaken
B
de hoofdzaak

Slide 32 - Quizvraag


Wat is de kernzin?
A
De Maastrichtse neuropsycholoog Jelle Jolles (...)
B
Jongeren tussen de 12 en 18 jaar kunnen volgens Jolles (...)

Slide 33 - Quizvraag


Wat is de kernzin?
A
Pubers zijn niet in staat weloverwogen een vakkenpakket te kiezen.
B
Hun hersens zijn nog lang niet volgroeid en daarom (...)

Slide 34 - Quizvraag


Wat is de kernzin?
A
Jolles beschrijft recent onderzoek naar de hersenontwikkeling van jongeren.
B
Diverse studies tonen aan dat puberhersens nog niet optimaal functioneren.
C
Bij meisjes zijn de hersenfuncties voor het maken van complexe keuzes volgroeid na hun 20ste.
D
Bij jongens ligt dat gemiddelde nog een paar jaar hoger.

Slide 35 - Quizvraag

Welke tekstfunctie kom je meestal in de inleiding van een tekst tegen?
A
conclusie
B
stelling
C
argument
D
toelichting

Slide 36 - Quizvraag

Welke tekstfunctie kom je meestal in de inleiding van een tekst tegen?
A
advies
B
opsomming
C
aanleiding
D
toelichting

Slide 37 - Quizvraag

Welke tekstfunctie kom je meestal in de kern van een tekst tegen?
A
stelling
B
conclusie
C
verklaring
D
aanleiding

Slide 38 - Quizvraag

Welke tekstfunctie kom je meestal in de kern van een tekst tegen?
A
vraagstelling
B
advies
C
samenvatting
D
opsomming

Slide 39 - Quizvraag

Welke tekstfunctie kom je meestal in het slot van een tekst tegen?
A
toelichting
B
samenvatting
C
tegenstelling
D
argument

Slide 40 - Quizvraag

Welke tekstfunctie kom je meestal in het slot van een tekst tegen?
A
conclusie
B
definitie
C
verklaring
D
tegenwerping

Slide 41 - Quizvraag

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Huiswerkopdrachten maken
Maak vraag 4, 5 en 10 t/m 16 op pagina 50-53 van je boek.
Je krijgt de rest van de les de tijd.
Deze vragen zijn huiswerk voor volgende les (maandag).

Slide 44 - Tekstslide

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: maandag 28 november
  • Huiswerk: maken vraag 4, 5 en 10 t/m 16 op pagina 50-53 + leren par. 2 t/m 6
  • Meenemen: LAPTOP, leesboek, schrift, pen en oefenboek
  • Programma: communicatie 18: Spelling & interpunctie 

Slide 45 - Tekstslide