Hoofdstuk 5 woordenschat H2

Uitdrukkingen uit handel en scheepvaart
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Uitdrukkingen uit handel en scheepvaart

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een uitdrukking?

Een vaste combinatie van woorden waarmee meestal indirect een situatie wordt benoemd. 
VB: 'Zijn schepen achter zich verbranden'





Slide 2 - Tekstslide

Handel en scheepvaart
Nederland is van oudsher een handelsland. De scheepvaart speelde daarbij een belangrijke rol.

Aan de handel en de scheepvaart hebben we veel spreekwoorden en uitdrukkingen te danken.

Voorbeelden:
- over een andere boeg gooien  (het op een andere manier proberen)
- aan de grond zitten (geen geld meer hebben).



Slide 3 - Tekstslide

Welke uitdrukking uit de handel of scheepvaart ken je nog?

Slide 4 - Open vraag

Maak de uitdrukking af:

Een oogje in het zeil __
A
houden
B
geven
C
varen
D
meten

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent deze uitdrukking?

"Op de fles gaan"
A
dronken worden
B
duur zijn
C
boodschappen doen
D
failliet gaan

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent deze uitdrukking?

"In zee gaan"
A
populair zijn
B
samenwerken
C
toezicht houden
D
de leiding hebben

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent deze uitdrukking?

"Een brug te ver zijn"
A
populair zijn
B
duur zijn
C
toezicht houden
D
te ver gaan

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent deze uitdrukking?

"Over de brug komen"
A
de leiding hebben
B
oversteken
C
betalen
D
repareren

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent deze uitdrukking?

"Bakzeil halen"
A
terugkrabbelen
B
boodschappen doen
C
duur zijn
D
een brood bakken

Slide 10 - Quizvraag

Een uitdrukking is een vorm van figuurlijk taalgebruik.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Vraag 2: Een uitdrukking

Zo gezond als een ...
A
vis
B
hond
C
kip
D
pauw

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent deze uitdrukking?

"Op de markt komen"
A
te koop aangeboden worden
B
boodschappen doen
C
naar buiten gaan
D
samenwerken

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de betekenis van de uitdrukking

"Zijn schepen achter zich verbranden"
A
Een beslissing nemen en niet meer terug kunnen.
B
Ruzie maken met vrienden waar je later spijt van hebt.
C
Een beslissing nemen terwijl je twjfelt
D
Niet netjes met je spullen omgaan.

Slide 14 - Quizvraag

Kritisch lezen

Slide 15 - Tekstslide

Kritisch lezen
Informatie in teksten is niet altijd betrouwbaar. Daarom moet je een tekst kritisch lezen. Kritisch lezen betekent: letten op de deskundigheid van de schrijver, het doel van de tekst en de bron (waar je informatie vond: krant, website of boek). 

Slide 16 - Tekstslide

Wat is kritisch lezen?
A
De tekst snel doorlezen en een beeld krijgen waar het over gaat.
B
De tekst niet lezen en alleen kijken naar de titel en tussenkopjes.
C
De tekst lezen, lettend of deze betrouwbaar is en objectief is geschreven.
D
De tekst zo lezen dat je het ook leert.

Slide 17 - Quizvraag

Waar let je op bij kritisch lezen?
A
De naam van de auteur.
B
Het jaartal van de tekst.
C
De afbeeldingen in de tekst.
D
Het lettertype.

Slide 18 - Quizvraag

Je wil de tekst helemaal begrijpen. Welke leesmanier gebruik je?
A
Oriënterend lezen
B
Globaal lezen
C
Precies lezen
D
Kritisch lezen

Slide 19 - Quizvraag

Als ik alleen de tussenkopjes, titel en plaatjes bekijk, dan gebruik ik deze strategie
A
intensief lezen
B
globaal lezen
C
lerend lezen
D
kritisch lezen

Slide 20 - Quizvraag

'Je bekijkt de tekst in het geheel en leest de eerste alinea.'

Welke leesstrategie wordt hier beschreven?

A
Globaal lezen
B
Oriënterend lezen
C
Precies lezen
D
Kritisch lezen

Slide 21 - Quizvraag

Je stelt jezelf vragen over de tekst.
is de schrijver deskundig? is de informatie betrouwbaar?
Over welke leesstrategie gaat dit?
A
Zoekend lezen
B
Nauwkeurig lezen
C
kritisch lezen
D
verkennend lezen

Slide 22 - Quizvraag

Bijvoegelijke bepaling
Een bijvoeglijke bepaling zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Een bijvoeglijke bepaling vind je door te vragen welk/wat voor + het zelfstandige naamwoord?

Slide 23 - Tekstslide

De bijvoeglijke bepaling
  • De bijvoeglijke bepaling is GEEN zinsdeel, maar een deel van een andere zinsdeel.
  • De bijvoeglijke bepaling zegt iets over het zelfstandig naamwoord in een zinsdeel.
  •  De bijvoeglijke bepaling kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan.
  • Verwar een bijvoeglijke bepaling niet met een bijwoordelijke bepaling!


Slide 24 - Tekstslide

Wat is waar over de bijvoeglijke bepaling? Kies de goede antwoorden.

Een bijvoeglijke bepaling...
A
is geen zinsdeel, maar een deel van een zinsdeel.
B
zegt iets over een werkwoord in een zinsdeel.
C
zegt iets over een zelfstandig naamwoord in een zinsdeel.
D
is altijd een zinsdeel.

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
De barceque van de buren ......................
A
De barbecue
B
barbecue
C
van de buren
D
buren

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
....... de post van mijn oma......
A
de post
B
post
C
van mijn oma
D
oma

Slide 27 - Quizvraag

Wat is een bijvoeglijke bepaling?
Ze speelt op de beste gitaar van Nederland.
A
beste
B
van Nederland
C
beste, van Nederland
D
de beste, van Nederland

Slide 28 - Quizvraag