Als je onderstaand stappenplan volgt, pas jij de regels voortaan correct toe.
Vraag 1: staat er een voorzetsel voor hen/hun? Dan is alleen hen correct.
Hij wil deze taak graag aan (voorzetsel) hen overlaten.
Aan (voorzetsel) hen die vielen.
Vraag 2: staat er geen voorzetsel voor? Schrijf dan hun als je aan of voor erbij kunt denken.
Hij gaf (aan) hun een boek.
Hij schonk (voor) hun borrel in.