4 oktober

Wat doen we vandaag?
  • Vragen Grammatica?
  • Bespreken Erga  7 en 8
  • Bespreken opdrachten 18, 19 en 22.
  • Kronos, opdr. 25 en 26
  • Nieuwe grammatica
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat doen we vandaag?
  • Vragen Grammatica?
  • Bespreken Erga  7 en 8
  • Bespreken opdrachten 18, 19 en 22.
  • Kronos, opdr. 25 en 26
  • Nieuwe grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Vragen Grammatica?

Slide 2 - Open vraag

Geen vragen (meer)?
  • Maak maar twee rijtjes.... 

Slide 3 - Tekstslide

Werkboek Blz. 89.
Erga 7 en 8. 


Slide 4 - Tekstslide

Ergon 7
  • α aan het lidwoord ὁ, ἡ of τὸ 
  • β alle woorden met ὁ, zijn mannelijk, alle woorden met ἡ zijn vrouwelijk en alle woorden met τὸ zijn onzijdig. 
  • γ nee, lang niet altijd, want het land is in het Nederlands onzijdig en in het Grieks vrouwelijk (ἡ) en boom is in het Grieks blijkbaar onzijdig (τὸ) maar bij ons niet (het is niet: het boom).

Slide 5 - Tekstslide

Eron 8
  • 1 α meervoud 
  • β de mensen;
  • 2 α enkelvoud 
  • β de aarde;
  • 3 α enkelvoud 
  • β het werk/ de daad

Slide 6 - Tekstslide

Eron 8
  • 4 α meervoud 
  • β de bomen;
  • 5 α enkelvoud 
  • β de broer;
  • 6 α meervoud 
  • β de meisjes

Slide 7 - Tekstslide

KOSMOS


Tekstboek blz. 27
Werkboek blz. 21
Maak Opdracht 18, 19 en 22. 

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 18a en 19
  • Chaos        r.1
  • Gaia            r. 8, 9, 14
  • Tartaros    r. 11, 12, 16
  • Ouranos   r. 10, 18

  • Opdracht 19

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 22
  • a Πρωτον....’Επειτα
  • b τότε

Slide 10 - Tekstslide

KRONOS



Taalboek blz. 28
Hulpboek blz. 22, opdr. 25, 26.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 25
  • a Kyklopen, Titanen, Honderdarmers.
  • b De moeder houdt ook van haar niet volmaakte kinderen, mist hen en kan het niet verdragen dat zij opgesloten zijn. De vader is wreed en sluit de niet volmaakte kinderen op.

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 26
  • a Titanen
  • b Kronos had niet goed voor zijn kinderen gezorgd, was geen goede vader. Nu zijn geslachtsdelen worden afgehakt kan hij geen nieuwe kinderen meer verwekken.
  • c Ouranos is een god en dus onsterfelijk, kan dus niet gedood worden.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 27
  • a zandloper ( op de grond in het midden)
  • b sikkel in zijn rechterhand
  • c De bloemen, planten, fruit en gewassen die afgebeeld zijn in de randen aan beide kanten van de god geven aan dat het vruchtbaar en goed was op aarde.
  • d Dat het Gouden Tijdperk voor de stad Amsterdam was aangebroken.

Slide 14 - Tekstslide

Hulpboek blz. 90.



Slide 15 - Tekstslide

Het werkwoord zijn
  • persoonsvorm ev.          ἐστί(ν)           (hij/zij/het) is,
                                                                             (hij/zij/het) bestaat
  • persoonsvorm mv.         εἰσί(ν)           (zij) zijn, (zij) bestaan
  • infinitivus                           εἶναι              (te) zijn, (te) bestaan

Slide 16 - Tekstslide

Persoonsvorm en infinitivus
Doel ▶︎

Je leert hoe je de persoonsvorm en de infinitivus herkent en vertaalt.

Slide 17 - Tekstslide

Persoonsvorm
  • geeft aan wat er gebeurt in een zin


  • Ὁ ἵππος τρέχει.
  • Οἱ ἵπποι τρέχουσιν.

Slide 18 - Tekstslide

Vertaling van een persoonsvorm
  • Χαίρει ἡ θεά.
  • De godin is blij.
  • Χαίρει.
  • Zij is blij.
  • Hij is blij.
  • (Het is blij.)


Slide 19 - Tekstslide

Vertaling van een persoonsvorm
  • Οἰ ἄνθρωποι χαίρουσιν.
  • De mensen zijn blij.
  • Χαίρουσιν.
  • Ze zijn blij.


Slide 20 - Tekstslide

Infinitivus
  • het hele werkwoord


  • Ὁ ἱππος τρέχειν ἄρχει.
  • Het paard begint te draven.

Slide 21 - Tekstslide

In de woordenlijst
  • werkwoordsvorm op –ω

  • φέρω – dragen, brengen

Slide 22 - Tekstslide

Overzicht
  • woordenlijst                 φέρω                  dragen, brengen
  • persoonsvorm ev.      φέρει                 (hij/zij/het) draagt,
                                                                             (hij/zij/het) brengt
  • persoonsvorm mv.     φέρουσι(ν)      (zij) dragen, (zij) brengen
  • infinitivus                       φέρειν               (te) dragen, (te) brengen






Slide 23 - Tekstslide

Hulpboek blz. 91.
Maak Ergon 11.  


timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Ergon 11
  • 1 ῥέουσιν 
  • persoonsvorm mv  
  • De rivieren stromen.
  • 2 χαίρει 
  • persoonsvorm ev 
  • De godin is blij.  

Slide 25 - Tekstslide

Ergon 11
  • 3 ἄρχει 
  • persoonsvorm 
  • δάκρυειν 
  • ev infinitivus  
  • Het kind begint te huilen. 

Slide 26 - Tekstslide

Ergon 11
  • 4 πίπτουσι 
  • persoonsvorm mv  
  • De rotsen vallen.
  • 5 ᾄδουσιν 
  • persoonsvorm mv 
  • De mensen en kinderen zingen. 

Slide 27 - Tekstslide

Ergon 11
  • 6 εἰσιν 
  • persoonsvorm mv 
  • De goden zijn broers. 
  • 7 παίζουσιν 
  • persoonsvorm mv 
  • Het meisje en de/haar broers spelen.

Slide 28 - Tekstslide

Hulpboek blz. 92.



Slide 29 - Tekstslide

Nominativus en accusativus
Doel ▶︎

Je leert nominativus (onderwerp) en accusativus (lijdend voorwerp) herkennen en vertalen.


Slide 30 - Tekstslide

Nominativus en accusativus
Doel ▶︎

Je leert nominativus (onderwerp) en accusativus (lijdend voorwerp) herkennen en vertalen.


Slide 31 - Tekstslide

Nominativus en accusativus
Doel ▶︎

Je leert nominativus (onderwerp) en accusativus (lijdend voorwerp) herkennen en vertalen.


Slide 32 - Tekstslide

Nominativus en accusativus
Doel ▶︎

Je leert nominativus (onderwerp) en accusativus (lijdend voorwerp) herkennen en vertalen.


Slide 33 - Tekstslide

Hulpboek blz. 93.
Maak Erga 13 en 15.  


timer
15:00

Slide 34 - Tekstslide

Ergon 13
  • accusativus; lijdend voorwerp
  • De mensen beheren de aarde.
  • nominativus; onderwerp
  • accusativus; na voorzetsel
  • Het beest gaat naar de rivier en drinkt.
  • accusativus; lijdend voorwerp
  • De boer brengt het/zijn paard naar de vlakte.

Slide 35 - Tekstslide

Ergon 13
  • nominativus; onderwerp
  • Het leven is aangenaam; want de zon schijnt altijd.
  • accusativus; lijdend voorwerp
  • De paarden dragen de mensen.
  • nominativus; onderwerp
  • De godinnen willen het gevecht beëindigen maar de goden niet.

Slide 36 - Tekstslide

Ergon 15
  • ὁ ἵππος
  • Het paard draagt de kinderen.
  • 2 οἱ ἄνθρωποι
  • De mensen steken de rivier over.
  • 3 τὸν υἱὸν
  • De godin noemt de/haar zoon Kronos.

Slide 37 - Tekstslide

Ergon 15
  • 4 αἱ δοῦλαι
  • De slavinnen doen het werk.
  • 5 τὰς πέτρας
  • De zon verwarmt de rotsen

Slide 38 - Tekstslide

Hulpboek blz. 95.



Slide 39 - Tekstslide

Lidwoord: Geslacht, getal en naamval

Doel ▶︎

Je leert hoe het lidwoord met de kenmerken geslacht, getal en naamval van vorm verandert.



Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Aan het werk.
  • Leer blz. 156, H. 2 en 3. 
  • Leer de grammatica t/m H.3.
  • Maak hulpboek blz. 95, ergon 17.
  • Maak hulpboek blz. 23, opdr. 28 en 32


Dit is ook huiswerk. 

Slide 44 - Tekstslide

Hulpboek blz. 95.
Maak Ergon 17.  


Slide 45 - Tekstslide

Ergon 17
  • 4 αἱ δοῦλαι
  • De slavinnen doen het werk.
  • 5 τὰς πέτρας
  • De zon verwarmt de rotsen

Slide 46 - Tekstslide

KRONOS


Taalboek blz. 28
Hulpboek blz. 23, opdr. 28 en 32.

Slide 47 - Tekstslide

Opdracht 28
  • b Gouden Tijdperk; Ἐπὶ Κρονου
  • c Prometheus

Slide 48 - Tekstslide

Opdracht 32
  • a Prometheus was ontevreden omdat er niemand was om de appels te eten uit de appelboom en om de paarden op de vlakte te temmen.
  • b r. 13 οὐδεὶς διοικεῖ τὴν γῆν

Slide 49 - Tekstslide


Slide 50 - Open vraag

Opdracht
  • Ieder krijgt (ongeveer) 2 zinnen toegewezen.
  • Benoem ieder woord in de zin.
  • Bij naamwoorden: geef naamval, geslacht, getal
  • Bij werkwoorden: geef modus, tijd, these, aspect, persoon.
  • Geef bij naamwoorden de (vermoedelijke) functie in de zin, of geef aan of dit een vaste aanvulling is (waarbij?)

Slide 51 - Tekstslide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 52 - Open vraag

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?

Slide 53 - Open vraag