Spelling

Nieuw Nederlands
Spelling 


1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Nieuw Nederlands
Spelling 


Slide 1 - Tekstslide

1. Persoonsvorm
Hoe vind je de persoonsvorm?
Zet de zin in een andere tijd.
Wat zijn de regels voor de persoonsvorm TT?
Ik-vorm: stam
Hij-vorm: stam+t
Staat je/jij achter persoonsvorm? stam

Meervoud: infinitief
Wat zijn de regels voor de persoonsvorm VT?
1. Zwakke werkwoorden ('t ex-kofschip)

2. Sterke werkwoorden (verandering van klank)

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeelden
1. De witte was doe ik nooit bij de bonte was, zodat mijn witte kleding goed wit blijft. 
2. Max Verstappen ... (racen) maandelijks een keer op het circuit van Zandvoort. 
3. Meer dan 80.000 mensen ... (vluchten) vorige week voor aardbevingen en overstromingen.

Slide 3 - Tekstslide

Opdrachten


Maken havo: opdracht 5 t/m 7 & 11 t/m 13 (blz. 269-271)

Maken vwo: opdracht 5 t/m 10 (blz. 282)

Slide 4 - Tekstslide

2. Overige werkwoordsvormen
Voltooid en onvoltooid deelwoord als
bijvoeglijk naamwoord?
Infinitief
Het hele werkwoord
Gebiedende wijs
Ga staan! -> Stam van het werkwoord
Onvoltooid deelwoord
Je bent ermee bezig-> Al wandelend bespreken wij de gang van zaken.
Het hele werkwoord +d
Voltooid deelwoord
Zelfde regels als persoonsvorm verleden tijd-> 
laatste letter in 't-exkofschip'? 

Slide 5 - Tekstslide

Opdrachten

Maken vwo: opdracht 4 t/m 8 (blz. 284-285)

Maken havo: opdracht 4 t/m 7 (blz. 273-274)
timer
15:00

Slide 6 - Tekstslide

3. Lastige gevallen in de werkwoordspelling
Blz. 275

Slide 7 - Tekstslide

Opdrachten

Maken vwo: opdracht 5 t/m 8 (blz. 288)

Maken havo: 4 t/m 7 (blz. 276-277)
timer
15:00

Slide 8 - Tekstslide

4. Hoofdletters en leestekens
HOOFDLETTER
1
Aan het begin van een zin. Let op zinnen in de directe rede.
2
Bij persoonsnamen; Sytske van der Zweep, mevrouw Van der Zweep.
3
Namen van verenigingen, bedrijven, instellingen en diensten.
4
Afleidingen van aardrijkskundige namen, merken, historische gebeurtenissen, straten, hemellichamen, gebouwen, feestdagen en titels.

Slide 9 - Tekstslide

4. Hoofdletters en leestekens
HOOFDLETTER - wanneer niet?!
1. Soorten; glaasje bordeaux
2. historische periodes; middeleeuwen
3. afleidingen van feestdagen; kerstvakantie
4. maanden, dagen, seizoenen; mei, zondag, lente
5. windstreken; noorden, zuiden, westen, oosten
6. Religies en afleidingen daarvan; katholiek, islam, jodendom

Slide 10 - Tekstslide

4. Hoofdletters en leestekens
LEESTEKENS
Punt
Aan het eind van de zin.
Bij afkortingen.
Vraagteken & uitroepteken
Aan het eind van een zin. Let op de directe rede. 
Komma
1. Voor en na een bijstelling.
2. Tussen twee persoonsvormen.
3. Tussen onderdelen van een opsomming.
4. Voor of na een aanspreking. 
5. Voor een voegwoord.
Puntkomma
1. Zinnen die sterk met elkaar samenhangen.
2. Delen van een opsomming (in zinnen).
Dubbele punt
1. Opsomming aankondigen.
2. .Verklaring aankondigen.
3. Om de directe rede aan te kondigen.
Aanhalingstekens
1. Citaat.
2. Directe rede (alleen bij gesproken tekst, geen gedachten).

Slide 11 - Tekstslide

Opdrachten

Maken havo: Tekst "Stem uit het wak"

Slide 12 - Tekstslide

5. Meervoudsvorming
Meervouden op -s: garages, bureaus, essays
Op -'s bij afk. en woorden die eindigen op a, i, o, u, y. dvd's, baby's.

Meervouden op -en: bomen, laarzen, dieven, takken, perziken, knieën, bacteriën
Meervouden op -eren: eieren, runderen

Vreemde meervoudsvormen: musea, data, crises, politici.

Slide 13 - Tekstslide

Opdrachten

Maken havo: opdr: 4-8
timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

6. Verkleinwoorden
Achter zn zet je: -je,-kje, -pje, -tje, -etje: baby'tje, tostietje, vlaggetje, kettinkje, tantetje

Korte klanken worden soms langer: blad - blaadje  

Soms een klinkerverdubbeling: Parapluutje
 

Slide 15 - Tekstslide

Opdrachten


Maken havo: 2 t/m 5 

Slide 16 - Tekstslide

7. Tussenklank in samenstellingen
Tussen -s
Regel: Je schrijft een tussen -s als je die hoort.

Voorbeeld: stationsstraat, stadswacht, personeelschef, spellingscontrole, staatsschuld, scheepsjournaal, tijd(s)verschil, spelling(s)controle


Slide 17 - Tekstslide

7. Tussenklank in samenstellingen (vervolg)
Tussen -e 
1. Als het eerste deel geen meervoud heeft. (rijstepap)
2. Als het eerste deel de enige in zijn soort is (maneschijn)
3. Als het eerste deel ook een mv heeft op -s (groenteboer)
4. Als het eerste deel geen zn is (zoetekauw)
5. Als het eerste deel wordt gebruikt om het tweede deel te versterken (beresterk)

Slide 18 - Tekstslide

7. Tussenklank in samenstellingen (vervolg)
Tussen -en 
Je schrijft een tussen -en als het eerste deel een meervoud heeft van alleen -en

Bijvoorbeeld: hondenhok, paardenstal, lerarenkamer, etc.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Opdrachten


Maken havo: opdracht 1 t/m 5 

Slide 21 - Tekstslide

8. Aan elkaar of los?

Slide 22 - Tekstslide

8. Aan elkaar of los?

Slide 23 - Tekstslide

8. Aan elkaar of los?

Slide 24 - Tekstslide

8. Aan elkaar of los?
Aan elkaar:
1. Samenstellingen van twee of drie woorden (schoolvakantie)
2. Getallen tot en met duizend en in samenstellingen (drieduizend) 
3. Combinaties van voorzetsel en bijwoord (dichtbij, naartoe)
4. Combinatie van twee voorzetsels (voorin, achterop)
5. Er, hier, daar, waar + voorzetsel (hieraan, waarvoor, daartegenover)

Slide 25 - Tekstslide

8. Aan elkaar of los?
Los: 
1. Getallen met miljoen of miljard (vijf miljoen, zes miljard)
2. Combinatie van voorzetsel en bijwoord als daarna een lidwoord of zelfstandig naamwoord komt. (Hij woont dicht bij de stad)
3. Combinatie van twee voorzetsels als daarna een lidwoord of zelfstandig naamwoord komt. (Ik zit graag achter op de fiets) 
5. Voorzetsels die onderdeel uitmaken van een werkwoord. (inpakken, opschieten, bijzetten)

Slide 26 - Tekstslide

Opdrachten


Maken havo: opdracht 1 t/m 5

Slide 27 - Tekstslide

9. Liggend streepje

Slide 28 - Tekstslide

9. Liggend streepje

Slide 29 - Tekstslide

10. Trema, apostrof, accenttekens

Slide 30 - Tekstslide

10. Trema, apostrof, accenttekens

Slide 31 - Tekstslide

Accentteken en cedille
Accent Aigu (é):  café

Accent grave (è): carrière

Accent circonflexe (ê): enquête

Slide 32 - Tekstslide

Opdrachten


Maken havo: opdracht 1 t/m 6 

Slide 33 - Tekstslide

11. Getallen

Slide 34 - Tekstslide

11. Getallen

Slide 35 - Tekstslide

Opdrachten


Maken havo: opdracht 1 en 2

Slide 36 - Tekstslide

12. Sommige of sommigen?

Slide 37 - Tekstslide

12. Sommige of sommigen?

Slide 38 - Tekstslide

12. Sommige of sommigen?

Slide 39 - Tekstslide

Opdrachten


Maken havo: opdracht 1 t/m 5 

Slide 40 - Tekstslide

13. Probleemwoorden

Slide 41 - Tekstslide