Fictie/non-fictie, werkwoordspelling en ophalen kennis tekstverbanden

Op tafel:
  • laptop
  • map
  • pen
  • Oefenboek
  • Begin met NUMO in STILTE
Welkom havo 3
timer
1:30
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.
  • Oortjes en telefoon in je tas. 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Op tafel:
  • laptop
  • map
  • pen
  • Oefenboek
  • Begin met NUMO in STILTE
Welkom havo 3
timer
1:30
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.
  • Oortjes en telefoon in je tas. 

Slide 1 - Tekstslide

Regels les
- Als ik spreek, is het stil
- Steek je hand op als je iets wil vragen
- We luisteren naar elkaar
- We respecteren elkaars leerproces
! Actieve Werkhouding!

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
  • Numo (al gedaan)
  • Fictie/non-fictie (leesboek gehaald?)
  • Werkwoordspelling
  • Ophalen kennis tekstverbanden/signaalwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Aan het einde van de les
- Heb je gewerkt met NUMO
- Heb je kennis van fictie/non-fictie
- Ben je begonnen met je leesboek (thuis)
- Heb je geoefend met werkwoordspelling
- Kennis opgehaald tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Periode 2 
Oefenboek
Handboek 
Hst 2 Fictie en werkelijkheid 
A, B, C, D (E,) F 
Taal en Cultuur - Verhalen hst 12
Taalgebruik- hst 14-19 
Verhalen - Plot en andere literaire begrippen hst 8-10 
Hst 5 Vermaken & ontroeren 
A, B, C, D, (E), F
Taal & Cultuur - Humor en spot hst 15
Verhalen en gedichten - Beeldspraak hst 16 
Taalgebruik- hst 14-19 
Werkwoordspelling B
Hoofdletters en leestekens D
Taalverzorging - Werkwoordspelling hst 5 
Taalverzorging -  Hoofdletters en Leestekens - hst 8, 9

Slide 5 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Welk alineaverband herken je?
Zij zijn de dupe, maar oplossingen zijn er niet.
A
middel-doel
B
opsomming
C
tegenstelling
D
oorzaak-gevolg

Slide 7 - Quizvraag

Welk alineaverband geeft het signaalwoord "maar" aan?
A
Opsomming
B
Voorbeeld
C
Tegenstelling
D
Dat moet ik nog uit mijn hoofd gaan leren.

Slide 8 - Quizvraag

Wij gaan onder die boom zitten, omdat het snikheet is.
'omdat'=
A
oorzakelijk verband
B
doel-middelverband
C
redengevend verband
D
concluderend verband

Slide 9 - Quizvraag

Je moet signaalwoorden kunnen toepassen; daarvoor moet je ze goed kunnen onthouden. 'daarvoor'=
A
oorzakelijk verband
B
toelichtend verband
C
concluderend verband
D
doel-middelverband

Slide 10 - Quizvraag

Terwijl ik in de ambulance lag, bleven de anderen in verwarring achter.
terwijl=
A
toelichtend verband
B
tegenstellend verband
C
chronologisch verband
D
vergelijkend verband

Slide 11 - Quizvraag

Na een lange discussie besluiten we uiteindelijk wat te gaan drinken.
uiteindelijk=
A
chronologisch verband
B
oorzakelijk verband
C
voorwaardelijk verband
D
toegevend verband

Slide 12 - Quizvraag

H2 fictie en werkelijkheid
A: Romans zijn altijd een beetje waargebeurd. 

Slide 13 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag. 
Leg uit wat 'realistische fictie' betekent. 
Schrijf je antwoord op. 
timer
1:00

Slide 14 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag. Leg uit wat 'realistische fictie' betekent. 

Antwoord: het is fictief (verzonnen), maar in het verhaal zitten gebeurtenissen die echt plaats hadden kunnen vinden (non-fictief). 

Slide 15 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag:
Wat is het verschil tussen een autobiografie en een biografie?

Antwoord:
  • In een autobiografie schrijft de auteur over zijn eigen bevindingen/ervaringen (auto = zelf)
  • In een biografie schrijft de auteur over de bevindingen/ervaringen van een ander

Slide 16 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag: 
Is een autobiografische roman non-fictie (de werkelijkheid)? Leg uit. 

Schrijf het antwoord in je schrift.
timer
2:00

Slide 17 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag: 
Is een autobiografische roman non-fictie (de werkelijkheid)? 

Antwoord: 
Als de schrijver alles opschrijft zoals het heeft plaatsgevonden, dan is de autobiografische roman non-fictie.

Maar ...
  • Heeft de schrijver wel alles opgeschreven zoals het heeft plaatsgevonden?
  • Heeft de schrijver bepaalde gebeurtenissen spannender gemaakt dan ze waren?
  • Is de schrijver altijd objectief gebleven of ook soms subjectief.  Het zijn immers de ervaringen van de schrijver en gevoelens maken die vast niet altijd objectief.
  • Is het verhaal controleerbaar?
  • Heeft er ook maar één ding niet exact zo plaatsgevonden zoals het opgeschreven is, dan is het fictie

Slide 18 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Termen vandaag:
  • Fictie
  • non-fictie
  • realistische fictie
  • autobiografische roman
  • biografische roman

Lees je aantekeningen door. 
Begrijp je nu elk begrip?
timer
1:00

Slide 19 - Tekstslide

Werkwoorden hst 5 blz 180 handboek
Ik 
stam
lach
lachte
Jij/u
stam + t
lacht
lachte
Hij/zij/het
stam + t
lacht
lachte
Wij
infinitief/hele ww
lachen
lachten
Jullie
infinitief/hele ww
lachen
lachten
Zij 
infinitief/hele ww
lachen
lachten

Slide 20 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van het ww in (tt)
(Worden) jij ook gek van mensen die naar huis (willen) lopen?

Slide 21 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het ww in (vt)
(Worden) jij ook gek van mensen die naar huis (willen) lopen?

Slide 22 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het ww in (tt)
Hoe leuker hij het (vinden), hoe meer hij op zijn vader (lijken)

Slide 23 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het ww in (vt)
Hoe leuker hij het (vinden), hoe meer hij op zijn vader (lijken)

Slide 24 - Open vraag

Maak een zin in de 3e pers ev tt met het ww 'regelen'

Slide 25 - Open vraag

Maak een zin in de 1e pers ev vt met het ww 'regelen'

Slide 26 - Open vraag

Aan het einde van de les
- Heb je gewerkt met NUMO
- Heb je kennis van fictie/non-fictie
- Ben je begonnen met je leesboek (thuis)
- Heb je geoefend met werkwoordspelling
- Kennis opgehaald tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 27 - Tekstslide

Wat is het belangrijkste wat je vandaag hebt geleerd?

Slide 28 - Open vraag