Schrijfvaardigheid: betoog

Schrijfvaardigheid: betoog
Voortgangstoets (VT) in toetsweek 3: weging 30%
100 minuten

                     Lessen deze periode: schrijven, spelling          
& literatuur (boek 3 voor je lijst)
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Schrijfvaardigheid: betoog
Voortgangstoets (VT) in toetsweek 3: weging 30%
100 minuten

                     Lessen deze periode: schrijven, spelling          
& literatuur (boek 3 voor je lijst)

Slide 1 - Tekstslide

betoog

Slide 2 - Woordweb

Wat is een betoog?
In een betoog wil je, net als tijdens een debat, anderen overtuigen om jouw standpunt in te nemen. Dit doe je door argumenten te brengen die jouw (opgelegde) mening ondersteunen. Je gaat er in een betoog vanuit dat de lezer het oneens is met jouw standpunt óf nog geen mening heeft over het onderwerp. Aan jou de taak de lezer te overtuigen om na het lezen van het betoog jouw standpunt in te nemen.

Het verschil tussen een betoog en een mondelinge discussie is dat je in een betoog de tegenargumenten van je lezer niet direct hoort, zoals je dat wel doet in een discussie met je docent, in de kantine of op je werk. Tijdens het geven van een betoog wil je deze mogelijk punten tegen je betoog alvast wel benoemen en weerleggen, om als het ware de wind uit de zeilen te nemen van de lezer en haar meteen te overtuigen van jouw standpunt

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht
Ga in duo's (online)op zoek naar een betogende tekst. Lees de teksten die je tegenkomt verkennend. Check tekstdoel!
Gevonden? Lees dan de tekst helemaal en beantwoord de volgende vragen:
1. Wat is het onderwerp en waarom hebben jullie hiervoor gekozen?
2. Wat is aanleiding voor het schrijven van de tekst?
3. a. Wat is het standpunt van de schrijver?
b. Is het een goede stelling? Doe de stellingentest hier.      
     c. Als je antwoord 'nee' is bij vraag b, bedenk dan een goede   
        stelling. 
4. Wat zijn zijn/haar argumenten?
5.  a. Welke bronnen zijn gebruikt? 
     b. Zijn deze betrouwbaar en hoe weet je dat?
6. Vinden jullie de argumenten overtuigend? Leg je antwoord uit.
Klaar?
Ga dan aan de slag met H6 Spelling of ga lezen in je boek.

Slide 4 - Tekstslide

Betoog
Tijdens deze les leer je meer over de structuur/opbouw van een betoog.

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht
In de bijlage bij de les van vandaag in je agenda in Magister vind je een betoog. 

Lees het betoog en beantwoord de vragen:
1. Markeer het standpunt. (tip: let op de signaalwoorden)
2. Markeer de argumenten. (tip: let op de signaalwoorden)
3. Hoeveel argumenten heb je gevonden?
4. Markeer de weerlegging.
5. Markeer de kernzin van het slot en leg uit waarom dit de kernzin is.

Klaar? Beantwoord dan de volgende vragen:
6. Uit welke alinea's bestaat de inleiding? Leg uit.
7. Uit welke alinea's bestaat de kern? Leg uit.
8. Uit welke alinea's bestaat het slot? Leg uit.
Klaar? Beantwoord vraag 6 t/m 8 dan ook a.d.h.v. je eigen gevonden tekst.



Slide 6 - Tekstslide

De vorige les heb je een stelling gekozen. Je gaat deze les de inleiding van je eerste oefenbetoog schrijven.

Inleiding (1e alinea):
Deel 1: Het onderwerp in je betoog introduceren doe je in de inleiding en kun je op verschillende manieren doen. Je kunt bijvoorbeeld actuele gebeurtenissen met betrekking tot het onderwerp benoemen, een (relevante) situatie schetsen of een anekdote vertellen over het onderwerp. Zorg dat je lezer verder wil lezen; maak het interessant.
Deel 2: Neem vervolgens een standpunt in en formuleer deze. Je standpunt is een logisch gevolg. Je formuleert je stelling als een gewone zin en niet als vraag. Met het standpunt sluit je de inleiding af.
Klaar met schrijven? Ga dan aan de slag met H6 spelling of ga lezen in je boek.


Slide 7 - Tekstslide

Middenstuk
Schrijf nu de tweede (eerst argument), derde (tweede argument) en vierde alinea (derde argument) van je betoog.

Let op: je argumenten zijn VOOR je stelling. 
De zin waarin je argument staat is je kernzin.
Gebruik signaalwoorden.
Bij ieder argument neem je een bronvermelding op. Je noemt de bron + maand en jaar van publicatie.

Slide 8 - Tekstslide

Schrijfvaardigheid: betoog
Vorige les: middenstuk geschreven: drie argumenten
Deze les: schrijven weerlegging en slot en een titel bedenken

Ga eerst 10 minuten lezen.
timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

Middenstuk
Tegenargument en weerlegging:
Om je betoog extra overtuigend te maken, is het belangrijk het belangrijkste tegenargument te benoemen en te weerleggen.

Pas na de drie argumenten vóór je standpunt.
Een goede weerlegging kent 4 stappen:
1. Aankondigen: Op welk argument reageer je?
2. Samenvatten: Vat in 1 zin het argument samen waar je op reageert.
3. Reageren: Wat klopt er niet aan dit argument?
4. Conclusie: Hoe heb je dit argument weerlegd?


timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

Slot
-Conclusie/aansporing/advies
- Samenvatting: herhaling argumenten (zonder uitleg en voorbeelden). 
- Geen nieuwe informatie!

Klaar? 
Bedenk een pakkende titel.

timer
15:00

Slide 11 - Tekstslide

Schrijfvaardigheid: betoog
Vorige les: weerlegging, slot en titel geschreven
Deze les: Je werk nogmaals bekijken, elkaars werk lezen, feedback geven en reviseren (schrijven eindversie)

Ga eerst 10 minuten lezen.
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Feedback geven en reviseren
  1.  Lees het betoog van een klasgenoot
  2. Vul de checklist in en geef feedback
  3. Verwerk de feedback die je net gekregen hebt van je klasgenoot en schrijf je eindversie. 
  4. Schrijf een tip op voor jezelf: wat wil je zelf meegeven voor het schrijven van het volgende oefenbetoog?

timer
20:00

Slide 14 - Tekstslide

Feedback geven en reviseren
Klaar met reviseren?
  1. Lees je betoog dan nog een keer en kijk of er nog spellingsfouten (hoofdletters, leestekens, werkwoordspelling) in zitten. Zo ja, verbeter deze dan.
  2. Laat een klasgenoot nogmaals je betoog lezen en checken op spelling. Daarna verbeter je je betoog opnieuw.
  3. Welke fouten maak je? Aan de hand van je gemaakte fouten ga je oefenen met spelling (Talent H6, §1 t/m 3 en 7 t/m 9).

Slide 15 - Tekstslide

Bronvermelding (APA)
Deze les leer je:
- Wat APA bronvermelding is;
- Je begrijpt wat het nut is van bronvermeldingen in teksten;
- Je kunt in je tekst op een juiste manier (APA) verwijzen.

Slide 16 - Tekstslide

APA
Format voor het schrijven van wetenschappelijke artikelen.
APA is een officiële manier van verwijzen stelt normen voor bronverwijzing (in de tekst) en je literatuurlijst.

Slide 17 - Tekstslide

Bronnen
  • In je betoog gebruik je informatie uit bronnen; je verzint namelijk geen feiten.
  • Met die feiten versterk je je argumenten
  • Voorbeelden van bronnen: websites, boeken, tijdschriften, kranten, etc.

Slide 18 - Tekstslide

Waarom is bronvermelding belangrijk?
  •  voorkomen van plagiaat; 
  • aantonen dat je niet spreekt over je mening, maar over bewezen, aantoonbare feiten

Slide 19 - Tekstslide

Regels
Verschil tussen citeren (letterlijk overnemen: aanhalingstekens!) en parafraseren (in eigen woorden beschrijven)

In de tekst verwijs je kort: naam/namen auteur(s), jaartal
  • Voorbeeld 1: De Caluwe en Schutter (2014) zeggen dat straattaal niet alleen andere woorden heeft, maar ook een heel ander ritme.
  • Voorbeeld 2: Straattaal heeft niet alleen andere woorden, maar ook een heel ander ritme (De Caluwe en Schutter, 2014).

Onderaan je tekst een literatuurlijst/bibliografie: 
  • Voorbeeld: De Caluwe, J., Schutter, A. (2004). De invloed van jongeren op taal. Gent: Academia Press.

Let op: Verwijs altijd naar de originele bron.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link

Opdracht
Heb je bij je oefenbetoog gebruik gemaakt van bronnen? 
  • Zo ja, voeg dan ook daar de juiste bronverwijzing toe. 
  • Zo nee, kijk dan of je bronnen kunt vinden die je argumenten versterken en voeg daarna de juiste bronverwijzing toe.

Klaar? Ga lezen of werk aan H6 Spelling.

Slide 23 - Tekstslide

Oefenbetoog 2: groepsbetoog
- Maak groepjes van 6
- Kies een stelling en maak gezamenlijk een schrijfplan.
- Vervolgens schrijft iedere leerling individueel 1 alinea, zonder overleg.
- Voeg - als iedereen klaar is- de alinea's samen en overleg, redigeer, geef feedback en herschrijf.



Slide 24 - Tekstslide

Les 1: kies een stelling en schrijf het schrijfplan
Van je docent krijg je een schrijfplan. Vul dit samen in en ga pas daarna schrijven.

Jullie mogen je eigen stelling kiezen. 
Kom je er samen niet uit? Dan kun je ook één van onderstaande stellingen kiezen:
  • Het Centraal Examen in het Nederlandse onderwijs zou afgeschaft moeten worden. 
  • Burgers moeten het recht krijgen op een nieuwe naam en identiteit als zij hun oude leven willen ontvluchten.
  • Mensen met een gezonde levensstijl moeten hoger op de wachtlijst voor donororganen worden geplaatst
  • Klassieke literatuur op scholen moet vervangen worden door moderne tienerliteratuur
  • In scholen moeten alle "smart" functies van smartphones automatisch worden uitgeschakeld

Of kijk op http://www.debatstelling.nl, Kies niet lager dan niveau 4.

Slide 25 - Tekstslide

Les 2: Schrijf je eigen alinea
Bespreek in groepjes nogmaals je schrijfplan. Vul eventueel aan/voeg toe. 

Klaar?
Schrijf dan individueel je eigen toebedeelde alinea.

Slide 26 - Tekstslide

Les 3: Check je alinea en geef feedback
  • Check nog een keer je eigen alinea. Gebruik hiervoor de checklist in de studiewijzer. 
  • Heb je een bron gebruikt? Zo nee, zoek een bron die aansluit bij je argument en voeg de bron toe. Let op: APA-norm

Klaar?
  • Wissel uit met een groepsgenoot en geef elkaar feedback. Verbeter wat nodig is.
  • Voeg daarna alle alinea's samen. 
  • Deel het document
  • Ieder groepslid leest het hele betoog.
  • Pak de checklist uit de studiewijzer erbij en vul in. 
  • Verbeter/vul aan wat nodig is.

Slide 27 - Tekstslide

Les 4: Wissel uit, geef feedback en reviseer
  1.  Lees het betoog van een ander groepje
  2. Vul de checklist in en geef feedback a.d.h.v. het feedbackformulier in de studiewijzer.
  3. Lees nogmaals het betoog en markeer de spel- en stijlfouten.
  4. Verwerk de feedback die je net gekregen hebt van een ander groepje en schrijf jullie eindversie; herschrijf je eigen alinea.

Klaar?
- 1 persoon uit ieder groepje mailt het groepsbetoog naar hei@hetnieuwelyceum.nl
- Wil je graag feedback? Stel dan in je mail een vraag over waar je graag feedback op wilt hebben.
Klaar? Werk dan aan H6 Spelling of ga lezen in je boek.

Slide 28 - Tekstslide

Taalverzorging: stijlkwesties
Als huiswerk heb je de theorie bestudeerd over 
- de contaminatie
- verkeerd gekozen voorzetsels 
- inconsequent gebruik van werkwoordstijden


Aanstaande maandag 9.00 uur opdracht betoog TW3 in Magister.

Slide 29 - Tekstslide

Contaminatie
Een contaminatie is een combinatie van twee woorden of uitdrukkingen die qua betekenis op elkaar lijken en die worden samengevoegd.

- Ik moet mijn werk nog even uitprinten.
- De laatste Fifa kost wel erg duur.
- Ik denk dat je overnieuw moet beginnen.
- Je moet dat nog even nachecken.
- Het product moet nog uitgetest worden.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Link

Verkeerd gekozen voorzetsel
Veel werkwoorden, zelfstandige naamwoorden en uitdrukkingen hebben vaste voorzetsels. Soms worden deze verkeerd gebruikt. 

- De docent was erg betrokken met zijn leerlingen.
- Zij is herkenbaar door haar zuivere zangstem.
- Ik wissel elke lente mijn winterjas door mijn zomerjas.


Maak nu opdracht 1 van de cursus formuleren H6 (stijlkwesties op woordniveau).
Klaar? Lees dan blz 189 van je vakboek over inconsequent taalgebruik van werkwoordstijden en incongruentie.

Slide 33 - Tekstslide

Taalverzorging: stijlkwesties
Als huiswerk heb je de theorie bestudeerd over 
- inconsequent gebruik van werkwoordstijden
- incongruentie
- contaminatie
- tautologie

Gisteren, maandag 9.00 uur opdracht betoog TW3 in Magister.

Slide 34 - Tekstslide

Inconsequent gebruik van werkwoordstijden

Als je een keuze hebt gemaakt voor de tegenwoordige of de verleden tijd, moet je je daaraan houden. 

- Ze schamen zich kapot toen zij voor de derde keer een onvoldoende haalden.


Maak nu opdracht 2 en 3.
Klaar? Werk dan verder aan spelling of ga lezen.
Incongruentie
Een incongruentie is een stijlfout waarbij het onderwerp en de persoonsvorm niet beide in het enkelvoud of in het meervoud staan. Dit gebeurt vaak als het onderwerp uit meer dan 1 deel bestaat, bijvoorbeeld; een aantal mensen.
  • Een aantal leerlingen gaan de toets vrijdag maken.
  • Maar twintig procent van de aanwezigen stemden voor. 
  • Een groep kinderen zetten de boel op stelten.
  • Het clubje heren waren nog lang niet uitgepraat. 

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Maak nu opdracht 2 en werk door tot en met opdracht 8. Opdracht 7 mag je overslaan.
Let op: vergeet niet om je theorieboek te bestuderen.

Slide 37 - Tekstslide

Nexis Krantenbak
-Ga naar de mediatheeksite en klik op 'krantenbak
- Voer een zoekterm in.
- Selecteer ook een datum, bijvoorbeeld 'vandaag' als het om een populair onderwerp gaat.
- In het balkje daarnaast vink je (bijvoorbeeld) alleen “kranten” aan. Of je klikt 1 bron aan, b.v. De Groene Amsterdammer.
Let op: lever vrijdag je mapje met bronnen in. Geprint in een mapje met naam.

Slide 38 - Tekstslide

Betoog schrijven
In samenwerking met maatschappijleer
Onderwerp: armoede en kansenongelijkheid

Slide 39 - Tekstslide

Bliksembetoog
Je gaat een betoog schrijven dat je voor kunt dragen in maximaal 2 minuten.

Stelling: Als je in armoede leeft, is dat je eigen schuld.
- Je introduceert het onderwerp;
- Je werkt 1 of 2 argumenten volledig uit;
- Je sluit je betoog vol overtuiging af;
- Je gebruikt de bronnen die je bij maatschappijleer hebt gebruikt.
timer
15:00

Slide 40 - Tekstslide

Bliksembetoog
In groepen van 4 à 5 lees je de betogen aan elkaar voor.
De tijd wordt bijgehouden, na twee minuten moet je stoppen.

Als groep kies je het beste betoog. Jullie moeten het eens worden over de winnaar en je moet de keuze kunnen onderbouwen.
timer
2:00

Slide 41 - Tekstslide

Oefenbetoog 4
  • Schrijf een betoog met als onderwerp 'kansenongelijkheid'.
  • De stelling mag je zelf bedenken.
  • Begin met het maken van een schrijfplan en schrijf daarna je betoog (individueel of in duo's).

Slide 42 - Tekstslide

Oefenbetoog 4
  • Pak je schrijfplan erbij dat je vorige les gemaakt hebt.
  • Ga verder met schrijven. 
  • Zorg dat je bronnen gebruikt.
  • Zorg ervoor dat je na deze les je eerste versie af hebt.

Klaar? Ga dan aan de slag formuleren (H6 Talent), afmaken: opdr. 1 t/m 8 (7 niet).

Slide 43 - Tekstslide

Voordat de toets begint
- Is je laptop opgeladen;
- Is je laptop opnieuw opgestart;
- Heb je updates uitgevoerd;
- Heb je alle apps met pushberichten en meldingen afgesloten (WhatsApp, mail, etc.)
Lukt het niet om te schrijven in Learnbeat, dan ga je verder op papier.

Slide 44 - Tekstslide

Regels voor verwijzen naar bronnen
Verschil tussen citeren (letterlijk overnemen: aanhalingstekens!) en parafraseren (in eigen woorden beschrijven)

Voorbeeld verwijzing literatuurlijst/bibliografie:
De Caluwe, J., Schutter, A. (2004). De invloed van jongeren op taal. Gent: Academia Press.

In de tekst verwijs je kort: naam/namen auteur(s), jaartal
  • Voorbeeld 1: De Caluwe en Schutter (2014) zeggen dat straattaal niet alleen andere woorden heeft, maar ook een heel ander ritme.
  • Voorbeeld 2: Straattaal heeft niet alleen andere woorden, maar ook een heel ander ritme (De Caluwe en Schutter, 2014).

Let op: Verwijs altijd naar de originele bron.

Slide 45 - Tekstslide

Oefenen met verwijzen met bronnen in je tekst
  • Pak je digitale bronnenmap erbij.
  • Bedenk zelf een stelling bij het onderwerp dat je gekozen hebt.
  • Schrijf de tweede alinea: dus het eerste argument en verwerk je bron, dus verwijs op de juiste manier.

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Link

Deze les:
  • Leer voor de toets
  • Schrijf/ga verder met je oefenbetoog. Maak het oefenbetoog 'kansenongelijkheid af' of zoek een stelling op www.debatstelling.nl en schrijf een betoog.
  • Ga aan de slag met Spelling H6
  • Ga aan de slag met Formuleren H6
  • Ga lezen in je boek

Slide 48 - Tekstslide