Hoofdstuk 1 LEZEN

DOEL VAN DE LES

Je weet wat het belang is van leesvaardigheid.

Je weet wat  leesvaardigheid voor Nederlands in klas 4 betekent.


1 / 56
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

DOEL VAN DE LES

Je weet wat het belang is van leesvaardigheid.

Je weet wat  leesvaardigheid voor Nederlands in klas 4 betekent.


Slide 1 - Tekstslide

Waarom leesvaardigheid?
  • Uit onderzoek blijkt: goede lezers hebben een hoger inkomen en vinden sneller een baan op de arbeidsmarkt.
  • Het verhoogt je zelfstandigheid.
  • Je hebt het nodig voor alle schoolvakken


Toets 4SE3 (12%)  over Hoofdstuk 1:  februari 2022

Slide 2 - Tekstslide

LEESVAARDIGHEID IN HET CENTRAAL SCHRIFTELIJK EXAMEN NEDERLANDS (C.S.E.)

  • vragen beantwoorden over drie tot vier teksten (één reclame of advertentie)
Verder moet je aan het eind een zakelijke brief of een artikel schrijven
Tijd: 120 minuten
datum: 16 mei 13:30 uur - 15:30 uur

Slide 3 - Tekstslide



Hoe ziet je Nederlandse examen er eigenlijk uit?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

nakijken oefentekst

Slide 6 - Tekstslide

"Met dank aan taekwondo"



Nakijken tekst 5 blz. 28
opdr. 23 t/m 26 (21 punten)

Slide 7 - Tekstslide

nakijken opdr 23 t/m 26
IEDERE VRAAG 1 PUNT, BEHALVE:
VRAAG 23a en 23 d: 2 punten
VRAAG 24 e: geen punten
VRAAG 25 c: 2 punten
VRAAG 26a: 0,5 punt per woord
VRAAG 26b: 0.5 punt
TOTAAL: 21 PUNTEN

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Doel van de les

Je weet wat er wordt bedoeld met de HOOFDGEDACHTE
van een tekst.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de HOOFDGEDACHTE?
Het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt.

Onderwerp: creativiteit in de sport

Hoofdgedachte: Hoe sporters beter kunnen worden door een tweede sprot te beoefenen.

Slide 11 - Tekstslide

Verzin een hoofdgedachte bij....
het volgende onderwerp:

Slide 12 - Tekstslide

Noteer n.a.v. het volgende filmpje

-het onderwerp
- de hoofdgedachte
- een feit
- een mening

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

'Nederlands Engels' wordt een taal apart
lezen tekst 7 op blz. 33
maken: opdracht 31 + 32 blz. 34, 35

Als je klaar bent, maak je een kruiswoordpuzzel over examenwoorden.

Slide 15 - Tekstslide

 Examenwoorden zijn woorden die veel is het Centraal Examen Nederlands voorkomen.


Wat weet je al?

Even een testje....

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een aanbeveling?
A
een uitleg
B
een advies

Slide 17 - Quizvraag

Wat is formuleren?
A
verwoorden
B
laten zien

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een standpunt?
A
een bedoeling
B
een mening

Slide 19 - Quizvraag

Wat is citeren?
A
Iets onder woorden brengen
B
Iets laten zien
C
Een deel uit de tekst precies overschrijven

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een aanleiding?
A
De eerste alinea van een tekst
B
De oorzaak voor iets
C
Het resultaat van iets
D
Het gevolg van iets

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een definitie?
A
Een reden
B
Een deeltitel
C
een betekenis
D
Een verklaring

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een aspect?
A
Een bedoeling
B
Een uitleg
C
Een resultaat
D
Een belangrijk onderdeel

Slide 23 - Quizvraag

Toets leesvaardigheid (12%)
maandag 24 januari (zie Magister)

Slide 24 - Tekstslide

Na deze les weet je...
hoe je tekstverbanden kunt herkennen

 Kijk mee op blz. 35

Slide 25 - Tekstslide

 signaalwoorden
en tekstverbanden


quiz met 10 vragen

Slide 26 - Tekstslide

1. Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "daardoor"
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Reden
D
Oorzaak-Gevolg

Slide 27 - Quizvraag

2. Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "vervolgens"
A
Opsomming
B
Middel-doel
C
Voorwaarde
D
Oorzaak-Gevolg

Slide 28 - Quizvraag

3. Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "immers"
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Voorwaarde
D
Reden

Slide 29 - Quizvraag

4. Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "dus"
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Conclusie
D
Reden

Slide 30 - Quizvraag

5. Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "kortom"
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Conclusie
D
Reden

Slide 31 - Quizvraag

6. Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "als"
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Conclusie
D
Voorwaarde

Slide 32 - Quizvraag

7. Bij welk signaalwoord hoort het tekstverband "Oorzaak-gevolg"
A
Ten eerste
B
maar
C
omdat
D
hierdoor

Slide 33 - Quizvraag

8. Bij welk signaalwoord hoort het tekstverband "Voorwaarde"
A
aan de ene kant/aan de andere kant
B
indien
C
concluderend
D
hierdoor

Slide 34 - Quizvraag

9. Bij welk signaalwoord hoort het tekstverband "reden"
A
echter
B
daarom
C
concluderend
D
hierdoor

Slide 35 - Quizvraag

10. Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "om .... te"
A
Opsomming
B
Middel-doel
C
Reden
D
Oorzaak-Gevolg

Slide 36 - Quizvraag

Aan de slag
OPDR 36 t/m 39
blz. 38 - 40
            
timer
20:00

Slide 37 - Tekstslide

Afmaken en  nakijken
OPDR 36 t/m 39  blz. 38 t/m 40

 vraag 37d: 2 pnt
vraag 39: 2 pnt.
verder: alle vragen 1 pnt.

TOTAAL: 25 PUNTEN

Slide 38 - Tekstslide

opdracht

Slide 39 - Tekstslide

na deze les
kun je 
de vier belangrijkste tekstdoelen 
herkennen
blz. 41

Slide 40 - Tekstslide

HET TEKSTDOEL BEPALEN
INFORMEREN: De schrijver geeft informatie over en bepaald    onderwerp.
OVERTUIGEN: De schrijver wil je overtuigen van zijn mening
ACTIVEREN: de schrijver wil je tot actie aanzetten ( iets kopen, lid worden) 
AMUSEREN: de schrijver wil je vermaken met zijn tekst.

Slide 41 - Tekstslide

1. Een reclame van Coca Cola.
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 42 - Quizvraag

2. Een stripverhaal op de achterkant van de krant.
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 43 - Quizvraag

3. Een tekst uit een reisgids over Parijs.
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 44 - Quizvraag

4. Een brief waarin staat waarom je moet gaan staken.
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 45 - Quizvraag

5. Het onderwerp van een tekst is hetzelfde als de hoofdgedachte.
A
waar
B
niet waar

Slide 46 - Quizvraag

6. Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord TOCH ?
A
concluderend
B
opsommend
C
tegenstellend
D
oorzaak/ gevolg

Slide 47 - Quizvraag

7. Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord DOORDAT ?
A
samenvattend
B
oorzaak/ gevolg
C
opsommend
D
uitleggend

Slide 48 - Quizvraag

8. Welk signaalwoord geeft een REDENGEVEND tekstverband aan?
A
dus
B
maar
C
en
D
want

Slide 49 - Quizvraag

Oefenen met een examenopdracht van 2016

opdr 42 t/m 45  blz. 28-30 blz. 42

ingeschatte tijd: 30 minuten

Slide 50 - Tekstslide

Na deze les ...

weet je alles over samenvattings-vragen




Kijk mee op blz. 50

Slide 51 - Tekstslide

Tekst 2 blz. 51
"Hoe een hit een oorwurm wordt"
Hoe zien samenvattingsvragen eruit?

maken:  opdracht 7

Slide 52 - Tekstslide

Doel vd les

Je oefent met het maken van samenvattingsvragen.

Dit komt voor in: 
1. toets 24 januari
2. examen Nederlands


Slide 53 - Tekstslide

RAUW ETEN - blz. 54

Slide 54 - Tekstslide

Slide 55 - Video

Lees de tekst 'Rauw eten'
Beantwoord vraag 10 t/m 13

Slide 56 - Tekstslide