hin les 3 gt, zinsdelen en woordenschat NN

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Welkom bij het vak Nederlands
  • Telefoon in de tas
  • We gaan direct op onze eigen plek zitten
  • Niet naar de wc tijdens de les, alleen bij hoge nood
  • Stil is ook stil.  Steek je hand wanneer je wat wilt vragen
  • Zitten volgens plattegrond 
  • Luisteren naar elkaar als iemand anders aan het woord is 
  • Luisteren naar de docent als de docent aan het woord is



Slide 2 - Tekstslide

Even checken: 
Wat moet je verplicht meenemen voor iedere les:

  • Lesboek 
  • iPad (opgeladen)
  • Schrift
  • Pen

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag
  • Vragen over woordbetekenissen zoeken? 
  • Herhaling zinsdelen 
  • Aan de slag: opdracht 1, 2 en 3 in de les. Opdracht 4 en 5 huiswerk
  • Huiswerk inleveren en zelf nakijken 
  • Evaluatie 

Slide 4 - Tekstslide

  • Je leert over zinsdelen 
Lesdoelen

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling zinsdelen

Slide 6 - Tekstslide

Welke zinsdelen ken je?

Slide 7 - Open vraag

Wat is het wwg:
Wij hebben zin in de vakantie!
A
hebben zin
B
hebben zin in
C
hebben
D
hebben in

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het onderwerp:
Elke dag wil ik tienduizend stappen zetten.
A
elke dag
B
ik
C
tienduizend stappen

Slide 9 - Quizvraag

Het onderwerp voert het wwg uit.
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

Wat weet je over
het lijdend voorwerp?

Slide 11 - Woordweb

Het lijdend voorwerp is nooit een tijd of een plaats
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp:
Onze nieuwe buren hebben hun huis verbouwd.
A
onze nieuwe buren
B
hun huis
C
er staat geen lv in

Slide 13 - Quizvraag

Maak een zin met een lv bij deze foto

Slide 14 - Open vraag

Wat weet je van het
meewerkend voorwerp?

Slide 15 - Woordweb

Het meewerkend voorwerp is altijd een 'wie'.
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag

Het meewerkend voorwerp is nooit een tijd of een plaats.
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp:
Hij gaf zijn zieke buurvrouw een pannetje soep.
A
hij
B
een pannetje soep
C
zijn zieke buurvrouw

Slide 18 - Quizvraag

Tip!
Het onderwerp voert het wwg uit en het meewerkend voorwerp krijgt/ontvangt 
  • Ik geef jou een kus.
  • Onderwerp = ik (voert het uit)
  • Meewerkend voorwerp = jou (ontvangt)

Slide 19 - Tekstslide

Tip!
Maak er een vraagzin van en zet ervoor: aan wie/voor wie
  • Ik geef jou een kus
  • Geef ik een kus?
  • Aan wie geef ik een kus?

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het meewerkend voorwerp:
Ik heb mijn jas aan de kapstok gehangen.
A
ik
B
mijn jas
C
aan de kapstok
D
er staat geen mv in

Slide 21 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp
  • Nooit een tijd of een plaats
  • Altijd een wie (aan wie/voor wie)
  • Voert het niet uit maar ontvangt/krijgt/wordt het tegen gezegd

Slide 22 - Tekstslide

Wat is het meewerkend voorwerp:
Ik vertel het aan je ouders, hoor!

Slide 23 - Open vraag

Wat weet je over de
bijwoordelijke bepaling?

Slide 24 - Woordweb

Wat is de bijwoordelijke bepaling:
Ik kom jou om half acht ophalen.
A
ik
B
jou
C
om half acht

Slide 25 - Quizvraag

Bijwoordelijke bepaling
  • Zinsdeel/zinsdelen dat overblijft
  • Vaak tijd of plaats
  • Geeft antwoord op een vraag (wie, wat, waar, waarom, hoe, etc.)
  • Kunnen meerdere bwb's in één zin staan

Slide 26 - Tekstslide

Ik ga morgen naar Amsterdam.
Wwg = ga
O = ik
Lv = X
Mv = X
Bwb = morgen (wanneer?) en naar Amsterdam (waarheen?)

Slide 27 - Tekstslide

Wat is de bwb:
Wij gaan volgende week shoppen.
A
wij
B
gaan shoppen
C
volgende week

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de bwb / bwb's:
De kast staat tegen de muur in de woonkamer.

Slide 29 - Open vraag

Wat is de bwb / bwb's:
De trein vertrekt om zeven uur vanaf perron 2.

Slide 30 - Open vraag

Ik kan alle zinsdelen goed vinden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Aan de slag
Maak opdracht 1 blz. 30-31




timer
7:00

Slide 32 - Tekstslide

Maak een foto van je huiswerk!
(of van jezelf als je geen huiswerk hebt gemaakt...)

Slide 33 - Open vraag

Evaluatie 
  1. wat ging er goed en wat minder?
  2. is het leerdoel helder?
  3.  weet je wat je moet doen?
  4. heb je vragen en of opmerkingen?




Slide 34 - Tekstslide

Huiswerk
Lezen: theorie op blz 223
Maken:  opdracht 1,2 en 3 blz. 30-31

Klaar?
Maken puzzel opdracht 5 
Maak Kahoot van de woordenlijst (zie Magister) 

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide