In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Werk in stilte aan de startopdracht
Slide 1 - Tekstslide
SE II
Thema 5 gaswisseling
Thema 6 transport
+
SO over thema 4
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
T5 Gaswisseling
Slide 5 - Tekstslide
T5 BS1 Gaswisseling
Gaswisseling is het opnemen van zuurstof en het afgeven van koolstofdioxide
Slide 6 - Tekstslide
T5 BS1 Gaswisseling
Inademen kan het beste door de neus, omdat
de neusharen grove stofdeeltjes tegenhouden.
het slijm kleine stofdeeltjes en ziekteverwekkers tegenhoudt.
het slijm de lucht vochtig maakt.
het bloed (in de bloedvaatjes) de lucht verwrmt.
het reukzintuig waarschuwt voor gevaarlijke stoffen
Slide 7 - Tekstslide
T5 BS1 Gaswisseling
Slide 8 - Tekstslide
T5 BS1 Gaswisseling
Neusslijmvlies bestaat uit slijmvlies en trilhaarcellen.
De trilhaarcellen verplaatsen het slijm naar de keelholte , zodat je het door kan slikken
Slide 9 - Tekstslide
T5 BS1 Gaswisseling
Slide 10 - Tekstslide
T5 BS1 Gaswisseling
De luchtpijp en de bronchiën bevatten kraakbeenringen, deze zorgen dat de luchtpijp niet dicht kan klappen.
In de luchtpijp, de bronchiën en de luchtpijptakjes zit slijmvlies.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
T5 BS1 Gaswisseling
Maak opdracht 1, 2, 4, 6 en 8
Maak zelf 5 flitskaarten van paragraaf 1, laat deze zichtbaar op je tafel liggen
Oefen met je schoudermaatje jullie flitskaarten.
timer
15:00
Slide 13 - Tekstslide
T5 BS2 in- en uitademen
Slide 14 - Tekstslide
T5 BS2 in- en uitademen
Slide 15 - Tekstslide
T5 BS2 in- en uitademen
Slide 16 - Tekstslide
T5 BS2 Gaswisseling
Maak opdracht 15, 16 en 18
Maak zelf 5 flitskaarten van paragraaf 2, laat deze zichtbaar op je tafel liggen
Oefen met je schoudermaatje jullie flitskaarten.
timer
15:00
Slide 17 - Tekstslide
Waarom kan je het beste door je neus inademen?
A
De lucht wordt warm gemaakt.
B
Je kan gevaarlijke stoffen ruiken.
C
De lucht wordt schoongemaakt.
D
Dan kan je je niet verslikken.
Slide 18 - Quizvraag
De goede volgorde is...
A
Luchtpijp, bronchiën, longblaasjes
B
Luchtpijp, longblaasjes, bronchiën
C
Bronchiën, luchtpijp, longblaasjes
Slide 19 - Quizvraag
Waardoor gaat de gaswisseling in de longen snel?
A
Groot oppervlak van de longblaasjes
B
Dunne wand van de longblaasjes
C
Groot oppervlak van de longblaasjes en een dunne wand longblaasjes
D
Dunne wand longblaasjes en snel in en uit ademen
Slide 20 - Quizvraag
Ribademhaling heet ook wel
A
Middenrifademhaling
B
Borstademhaling
Slide 21 - Quizvraag
Je hebt twee soorten ademhaling, borst- en buikademhaling. Bij welke ademhaling speelt de middenrif een grote rol?
A
Borstademhaling
B
Buikademhaling
Slide 22 - Quizvraag
Ademhaling gaat altijd in een bepaalde volgorde. Welke volgorde is juist?
1 Lucht stroomt naar binnen. 2 De borstkas wordt vergroot. 3 De borstkas wordt verkleind. 4 Lucht stroomt naar buiten. 5 Er wordt zuurstof in het bloed opgenomen.
A
1 - 2 - 4 - 5 - 3
B
1 - 2 - 5 - 3 - 4
C
2 -1 - 4 - 3 - 5
D
2 - 1 - 5 - 3 - 4
Slide 23 - Quizvraag
Als iedereen rustig zit gaan we eerst de SE toets bespreken samen met mevrouw Nessen
Slide 24 - Tekstslide
Werk in stilte aan de startopdracht
timer
7:00
Slide 25 - Tekstslide
Antwoorden
Vraag 36: Dieren ademen koolstofdioxide uit
Vraag 1:Uit de uitleg moet blijken dat (bij mondademhaling) minder bacteriën uit de lucht worden gefilterd (dan bij ademhaling door de neus).
Vraag 7: C
Slide 26 - Tekstslide
Lesplan
Startopdracht
5.3 aandoening luchtwegen
met placematopdracht
oefenen met examenopdrachten
Slide 27 - Tekstslide
5.3 Aandoeningen luchtwegen
Luchtkwaliteit
Astma
COPD
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Luchtkwaliteit
Lucht is meestal niet zuiver
Natuur:
bacteriën
sporen(paddenstoelen/schimmels
stuifmeelkorrels
Mens:
roken - schadelijke stoffen
Gassen
Fijn stof
Slide 30 - Tekstslide
Placematopdracht
Per tweetal een placemat
Verdeel de 4 buitenste vakken onder elkaar.
De middelste doe je even samen.
Klaar, dan check bij elkaar of alles is opgeschreven wat er op zou moeten staan.
Klaar met checken, maak in je WB opdracht: 24, 25 en 26(pg 74 en 75)
timer
15:00
Slide 31 - Tekstslide
COPD
Bij COPD zijn je longen beschadigd. Per dag neem je 10.000 liter zuurstof op, maar de COPD alleen de helft. Met COPD heb je minder energie. COPD is niet te genezen en roken is de oorzaak.
Twee vormen van COPD
Chronische bronchitis
Longemfyseem
Slide 32 - Tekstslide
2 vormen van COPD
Chronische bronchitis:
De bronchiën zijn ontstoken
Er wordt meer slijm gemaakt
Bronchiën zijn blijvend vernauwd
Longemfyseem:
Wanden van de longblaasjes zijn beschadigd
1 groot, slap longblaasje
Kapotte longblaasjes geven minder zuurstof en kunnen niet meer herstellen.
Slide 33 - Tekstslide
Astma
Bronchiën ontstoken
Niet over/ elke dag klachten
Plotseling benauwd - astma aanval
Prikkels van; huisdieren, huisstofmijt, uitlaatgassen, tabaksrook of inspanning
Slide 34 - Tekstslide
Hooikoorts /Allergie
Hooikoorts:
Stuifmeelkorrels van windbloemen blijven vast zitten in de slijmvlies tijdens het ademen.
Sommige mensen kunnen er niet tegen dat hun slijmvlies in contact komt met stuifmeelkorrels
Stuifmeelkorrels prikkelen de slijmvlies
Branderig of jeukende gevoel in neus, keel of ogen.
Allergie:
Je afweersysteem reageert sterk op bepaalde stoffen.
Als je een bepaalde stof inademt of binnenkrijgt met voedsel krijg je een allergische reactie
Allergische reactie: door contact met huid en slijmvliezen (huiduitslag, branderig gevoel, gezwollen ogen, jeuk, ontstekingen en astma).
Slide 35 - Tekstslide
Examenopdrachten
Maak de opdrachten op het uitgedeelde vel.
Maak opdracht: 106, 107 en108
en vraag 1 t/m 3
Klaar: ga verder met de opdrachten in je werkboek
maak in je WB opdracht: 24, 25 en 26 (pg 74 en 75)
timer
10:00
Slide 36 - Tekstslide
Bespreken examen opdrachten
Slide 37 - Tekstslide
Donderdag
Paragraaf 5.4 en start met Thema 4 (voor het SO)
Schoolwerk:
Lees 5.4
Leer alvast de samenvatting van thema 5
Kennisoverzicht heb ik helaas nog niet gekregen, volgt later deze week
Slide 38 - Tekstslide
Geeltje
Schrijf op het geeltje:
De vijf behandelde aandoeningen van vandaag, noteer de overeenkomst en minimaal 2 kenmerken.