Grammatica
1 / 31
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Wat hoort bij redekundig ontleden?
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Persoonsvorm
Slide 4 - Quizvraag
In welke volgorde moet je redekundig ontleden?
A
ow - pv - zinsdelen - wwg - lv - mw - bwb
B
pv - wwg - zinsdelen - ow - mw - lv - bwb
C
zinsdelen - ow - pv - wwg - mw - lv - bwb
D
pv - zinsdelen - ow - wwg - lv - mw - bwb
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de pv in de zin:
De leerlingenraad zoekt dit schooljaar nieuwe leden.
De leerlingenraad zoekt dit schooljaar nieuwe leden.
Slide 6 - Open vraag
Wat is de pv in de zin:
Hoeveel beltegoed heb jij gekregen?
Hoeveel beltegoed heb jij gekregen?
Slide 7 - Open vraag
Wat is de pv in de zin:
De nieuwe coach van Sven sport elke morgen
voor schooltijd.
De nieuwe coach van Sven sport elke morgen
voor schooltijd.
Slide 8 - Open vraag
Wat is de pv in de zin:
De eerste schoolweken vlogen voorbij.
De eerste schoolweken vlogen voorbij.
Slide 9 - Open vraag
Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
De jonge held | kreeg | een onderscheiding.
De jonge held | kreeg | een onderscheiding.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Koala's | eten | geen | vlees.
Koala's | eten | geen | vlees.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Over | een paar jaar | heeft | iedereen | een smartwatch.
Over | een paar jaar | heeft | iedereen | een smartwatch.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het wg in de zin:
Op Innova heeft iedere leerling een chromebook.
Op Innova heeft iedere leerling een chromebook.
Slide 13 - Open vraag
Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Ons team | won | gisteren | een belangrijke sportprijs.
Ons team | won | gisteren | een belangrijke sportprijs.
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het wg in de zin:
Joy heeft de marathon in drieënhalf uur gelopen.
Joy heeft de marathon in drieënhalf uur gelopen.
Slide 15 - Open vraag
Wat is het wg in de zin:
Natuurmonumenten zoekt donateurs.
Natuurmonumenten zoekt donateurs.
Slide 16 - Open vraag
Wat is het ow in de zin:
De treinreizigers strandden op het station in Breda.
De treinreizigers strandden op het station in Breda.
Slide 17 - Open vraag
Wat is het ow in de zin:
De winnaar van de Postcode Loterij kocht direct een Ferrari.
De winnaar van de Postcode Loterij kocht direct een Ferrari.
Slide 18 - Open vraag
Wat is het ow in de zin:
Zwartbuikhamsters komen in Frankrijk niet meer voor.
Zwartbuikhamsters komen in Frankrijk niet meer voor.
Slide 19 - Open vraag
Wat is het ow in de zin:
Vorig seizoen heb ik een paar
voetbalschoenen versleten.
Vorig seizoen heb ik een paar
voetbalschoenen versleten.
Slide 20 - Open vraag
Lijdend voorwerp?
De hoge waterstand heeft grote problemen veroorzaakt.
De hoge waterstand heeft grote problemen veroorzaakt.
Slide 21 - Open vraag
Wat is het lijdend voorwerp?
Quirijn krijgt tandjes
Quirijn krijgt tandjes
A
Quirijn
B
krijgt
C
tandjes
D
er is geen lijdend voorwerp
Slide 22 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
Liza eet.
Liza eet.
A
Liza
B
eet
C
Er is geen lijdend voorwerp.
Slide 23 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
Anton brengt zijn zusje naar school.
Anton brengt zijn zusje naar school.
A
Anton
B
brengt
C
zijn zusje
D
er is geen lijdend voorwerp
Slide 24 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp?
Sophie doet jou de groeten.
Sophie doet jou de groeten.
A
Geen lijdend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten
Slide 25 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp:
Zij heeft hem het nieuwtje al verteld.
Zij heeft hem het nieuwtje al verteld.
Slide 26 - Open vraag
Wat is het meewerkend voorwerp:
Ik schenk mijn vriendin een armbandje.
Ik schenk mijn vriendin een armbandje.
Slide 27 - Open vraag
Wat is het meewerkend voorwerp:
Wie heeft de atlas aan haar geleend?
Wie heeft de atlas aan haar geleend?
Slide 28 - Open vraag
Wat is het meewerkend voorwerp:
Wil je mij de vraag voorlezen?
Wil je mij de vraag voorlezen?
