8.3 Kracht en Beweging

8.3 Kracht en Beweging
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

8.3 Kracht en Beweging

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de formule om zwaartekracht te berekenen?
A
M = f x 10
B
10 = F x m
C
F = m x 10
D
F = m x kg

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de hefboomregel?
A
F1 x F2 = 100
B
F1 x F2 = l1 x l2
C
F1 x l1 = F2 x l2
D
F1 + l1 = F2 + l2

Slide 3 - Quizvraag

Leerdoelen
Je kan aangeven welke invloed krachten op beweging hebben.
Je weet welke krachten een beweging tegenwerken.
Je weet welke krachten er werken als je fietst.
Je kan de gemiddelde snelheid uitrekenen met de formule.
Je maakt rekenopdrachten met de juiste stappen :
(gegeven, gevraagd, formule, berekening en antwoord)
Je weet hoe je een snelheid omrekent van km/h naar m/s.
Je weet hoe je een snelheid omrekent van m/s naar km/h.

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kan aangeven welke invloed krachten op beweging hebben.
Je weet welke krachten een beweging tegenwerken.
Je weet welke krachten er werken als je fietst.
Je kan de gemiddelde snelheid uitrekenen met de formule.
Je maakt rekenopdrachten met de juiste stappen :
(gegeven, gevraagd, formule, berekening en antwoord)
Je weet hoe je een snelheid omrekent van km/h naar m/s.
Je weet hoe je een snelheid omrekent van m/s naar km/h.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de formule om zwaartekracht te berekenen?
A
M = f x 10
B
10 = F x m
C
F = m x 10
D
F = m x kg

Slide 6 - Quizvraag

Als een blok 4000 g weegt, wat is dan de zwaartekracht op dit blok?
A
400
B
40
C
4
D
40.000

Slide 7 - Quizvraag

Waterkracht
Water valt naar beneden > door zwaartekracht
Stromend water > waterkracht

Elektrische energie opwekken

Slide 8 - Tekstslide

Windturbine
Windkracht laat en windturbine draaien

Slide 9 - Tekstslide

Weerstand
Luchtweerstand
Rolweerstand

Wrijvingskrachten, werken tegen

Deze fiets heeft aerodynamische vorm:
vermindert luchtweerstand

Slide 10 - Tekstslide

stromend water bij een waterval valt naar beneden door ...
A
de waterkracht
B
de zwaartekracht
C
de stroomkracht
D
de windkracht

Slide 11 - Quizvraag

Krachten als je fietst
  • Versnellen:
    spierkracht groter dan wrijvingskracht
  • Snelheid blijft gelijk:
    krachten even groot
  • Vertraging:
    wrijvingskracht groter dan spierkracht
  • Remmen:
    wrijvingskracht vergroten met rem

Slide 12 - Tekstslide

Gladheid
Door sneeuw of ijzel : gladheid op de weg
Er is dan minder wrijving met de weg

Dus voorzichtig rijden

Slide 13 - Tekstslide

Als je op de fietst gaat versnellen, is ...
A
spierkracht groter dan wrijvingskracht
B
wrijvingskracht groter dan spierkracht
C
spierkracht en wrijvingskracht gelijk
D
er is dan geen wrijvingskracht

Slide 14 - Quizvraag

Als op de fiets je snelheid gelijk blijft, is ...
A
er geen wrijvingskracht
B
zijn de wrijvingskracht en spierkracht gelijk
C
is de spierkracht groter dan de wrijvingskracht
D
is er geen spierkracht

Slide 15 - Quizvraag

Leerdoelen
Je kan aangeven welke invloed krachten op beweging hebben.
Je weet welke krachten een beweging tegenwerken.
Je weet welke krachten er werken als je fietst.
Je kan de gemiddelde snelheid uitrekenen met de formule.
Je maakt rekenopdrachten met de juiste stappen :
(gegeven, gevraagd, formule, berekening en antwoord)
Je weet hoe je een snelheid omrekent van km/h naar m/s.
Je weet hoe je een snelheid omrekent van m/s naar km/h.

Slide 16 - Tekstslide

Opdrachten maken
Opdrachten van 8.3:  1 t/m 13
Blz. 218 - 220

Klaar? Extra lezen + maken blz. 224 + 225

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kan aangeven welke invloed krachten op beweging hebben.
Je weet welke krachten een beweging tegenwerken.
Je weet welke krachten er werken als je fietst.
Je kan de gemiddelde snelheid uitrekenen met de formule.
Je maakt rekenopdrachten met de juiste stappen :
(gegeven, gevraagd, formule, berekening en antwoord)
Je weet hoe je een snelheid omrekent van km/h naar m/s.
Je weet hoe je een snelheid omrekent van m/s naar km/h.

Slide 18 - Tekstslide

Snelheid
Afstand die je aflegt per seconde of uur
Grootheden nodig: afstand en tijd

Eenheid: km/h         (kilometer per uur) 
Eenheid: m/s            (meter per seconde)

Gemiddelde snelheid

Slide 19 - Tekstslide

Formule gemiddelde snelheid
Gemiddelde snelheid = afstand : tijd

Slide 20 - Tekstslide

Tijd omrekenen
Van minuten naar uren >                               : 60 
Van minuten naar seconden >                   x 60

Een les duurt 45 minuten. Hoeveel uur is dit?

Je fietst naar huis in 18 minuten. Hoeveel seconden is dit?

Slide 21 - Tekstslide

Hoeveel seconden is 30 minuten?
A
180
B
1800
C
0,5
D
60

Slide 22 - Quizvraag

de afkorting van snelheid is
A
v
B
s
C
t
D
sn

Slide 23 - Quizvraag

Gemiddelde snelheid
Thalys (hogesnelheidstrein)
Amsterdam - Parijs in 3 uur en 20 min.

Hoogste snelheid: 300 km/h
Gemiddelde snelheid: 120 km/h

Je kan niet overal altijd de hoogste snelheid rijden

Slide 24 - Tekstslide

Oefenen
Thalys legt 400 km af in 3 uur en 20 minuten. Bereken gemiddelde snelheid.

Gegeven

Gevraagd
Formule
Berekening
Antwoord

Slide 25 - Tekstslide

Oefenen
Thalys legt 400 km af in 3 uur en 20 minuten. Bereken gemiddelde snelheid.

Gegeven          s= 400 km
                             t= 3 uur en 20 min            20 min : 60 = 0,33 uur             t = 3,33 h
Gevraagd         gemiddelde snelheid (V gem)
Formule            Vgem = s : t
Berekening     Vgem = 400 : 3,33
Antwoord         Vgem = 120 km/h

Slide 26 - Tekstslide

Opdrachten maken
Opdrachten 14 t/m 26
Blz. 220 - 222

Klaar? Samenvatting maken 8.3

Slide 27 - Tekstslide

Snelheden omrekenen


m/s     >  km/h   x 3,6
km/h  >  m/s       : 3,6

Slide 28 - Tekstslide

Snelheden omrekenen
1 m/s = 3,6 km/h

Hoeveel km/h is 15 m/s ?

Slide 29 - Tekstslide

Snelheden omrekenen
1 m/s = 3,6 km/h

Hoeveel km/h is 15 m/s ?
15 m/s x 3,6 = 54 km/h

Slide 30 - Tekstslide

30 km/h = ... m/s
A
108
B
8,33
C
0,5
D
1800

Slide 31 - Quizvraag

s is de afkorting van ...
A
seconden
B
tijd
C
afstand
D
snelheid

Slide 32 - Quizvraag

Leerdoelen
Je kan aangeven welke invloed krachten op beweging hebben.
Je weet welke krachten een beweging tegenwerken.
Je weet welke krachten er werken als je fietst.
Je kan de gemiddelde snelheid uitrekenen met de formule.
Je maakt rekenopdrachten met de juiste stappen :
(gegeven, gevraagd, formule, berekening en antwoord)
Je weet hoe je een snelheid omrekent van km/h naar m/s.
Je weet hoe je een snelheid omrekent van m/s naar km/h.

Slide 33 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kan aangeven welke invloed krachten op beweging hebben.
Je weet welke krachten een beweging tegenwerken.
Je weet welke krachten er werken als je fietst.
Je kan de gemiddelde snelheid uitrekenen met de formule.
Je maakt rekenopdrachten met de juiste stappen :
(gegeven, gevraagd, formule, berekening en antwoord)
Je weet hoe je een snelheid omrekent van km/h naar m/s.
Je weet hoe je een snelheid omrekent van m/s naar km/h.

Slide 34 - Tekstslide

Opdrachten maken
Opdrachten 1 t/m 29
Blz. 218 - 223

Klaar? Samenvatting maken , Extra lezen en maken , leerdoelkaart invullen

Slide 35 - Tekstslide