Betoog

Doelen van deze week
- Je weet wat een (mondeling en schriftelijk) betoog is en hoe deze wordt opgebouwd

- Je kunt met behulp van een schrijfplan een gestructureerd betoog schrijven met een inleiding, middenstuk en slot
- Je weet wat de criteria zijn voor een goed debat
- Je kunt deze criteria toepassen bij een debat
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Doelen van deze week
- Je weet wat een (mondeling en schriftelijk) betoog is en hoe deze wordt opgebouwd

- Je kunt met behulp van een schrijfplan een gestructureerd betoog schrijven met een inleiding, middenstuk en slot
- Je weet wat de criteria zijn voor een goed debat
- Je kunt deze criteria toepassen bij een debat

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van deze week
- Je kunt je voorbereiden op een debat
- Je kunt de voor- en tegenargumenten voor een stelling opzoeken
- je leert omgaan met spreekangst
- je leert over de verschillende manieren van debatteren
- je leert debatteren

Slide 2 - Tekstslide

Debatteren in verschillende landen
  • Terugkijken op stelling van vorige week 'Jongeren moeten zich klaarmaken op oorlog om de veiligheid in de hele wereld te waarborgen'
  • Kijken naar debatten in de verschillende landen
  • Lezen van artikelen over social media
  • Bedenken van voor- en tegenargumenten
  • Voeren van een debat 'Social media voor jongeren onder 13 jaar moet verboden worden'
  • Reageren op elkaar, gebruik LSD (luisteren, samenvatten doorvragen)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Slide 5 - Video

Slide 6 - Link

Slide 7 - Video

Slide 8 - Link

Welkom

Maar eerst gezamenlijk doorlezen waaraan een goed debat aan moet voldoen
 Dan kijken naar een debat en een mondeling betoog, dit ivm het debat (schoolexamen) van januari
Bepaal aan de hand van de criteria wie de beste debater is
Waarom? 
Schrijf de namen op van de debaters

Slide 9 - Tekstslide

"De stemleeftijd in Nederland moet worden verlaagd naar 16 jaar." 
Voorbereiding (schrijf op laptop argumenten op, 5 minuten, in stilte!!)
Onderzoek: bereid je individueel voor door informatie te zoeken over de steling. Je mag bronnen zoals krantenartikelen, wetenschappelijke onderzoeken, en nieuwsberichten gebruiken. Schrijf de voor- en tegenargumenten op
Gebruik je laptop (schrijf hier alles op!)

Argumenten formuleren: In je groep bespreek je je bevindingen
Kom tot overeenstemming in je groep wat betreft de stelling
Maak een lijst van sterke argumenten (zowel voor als tegen de stelling) 
Schrijf dit op! (5 minuten)

Strategie bedenken: Als groep bepaal je je strategie en rollen (bijvoorbeeld wie het openingsargument presenteert, wie weerlegt, wie argumenteert en wie afsluit).
Schrijf de afspraken op! (3 minuten)

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht
Elk groepje krijgt van mij te horen of ze vóór of tegen zijn
 Fase 1
Opening (2 minuten per groep): Elke partij krijgt 2 minuten om hun standpunt en argumenten kort en krachtig te presenteren. Eén iemand schrijft op, iemand anders spreekt.
verwerk het volgende: introduceer kort het onderwerp, waarom is het belangrijk om het hierover te hebben, (je kunt een situatie schetsen over het onderwerp, je kunt een actuele gebeurtenis noemen die met het onderwerp te maken heeft of je kunt een anekdote (grappig, kort verhaaltje) vertellen over het onderwerp)
Fase 2
Argumentatiefase (15 minuten): De partijen wisselen argumenten uit, luisteren naar elkaars argumenten, weerleggen elkaar, en mogen elkaar onderbreken voor vragen. Ik houd de tijd bij. 
Fase 3
Slotpleidooien (1 minuut per partij): Elke partij krijgt 1 minuut voor een slotpleidooi om hun standpunt krachtig af te sluiten.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een betoog?
  • Een betoog is een tekst waarin je een ander probeert te overtuigen van jouw standpunt. 
  • Qua vorm lijkt een betoog op een artikel
  • Je betoog begint met een pakkende titel
  • Je betoog bestaat uit een inleiding, middenstuk en slot
  • Je overtuigt je publiek met sterke argumenten

Slide 12 - Tekstslide

Hoe ziet het er schematisch uit?
Alinea 1:                inleiding
Alinea 2:               argument 1
Alinea 3:               argument 2
Alinea 4:               tegenargument + weerlegging
Alinea 5:               slot

Slide 13 - Tekstslide

Hoe kan iemand jou overtuigen?

Slide 14 - Woordweb

Wanneer overtuigt iemand jou niet?

Slide 15 - Woordweb

Hoe schrijf je een betoog?
In de inleiding introduceer je het onderwerp. Je geeft aan of je het met de stelling eens of oneens bent, maar je geeft nog geen argumenten daarvoor. De argumenten komen pas in de kern. Je kunt je tekst op verschillende manieren inleiden.

We reageren vandaag op de stelling: scholieren moeten gratis met het openbaar vervoer kunnen reizen. 

Slide 16 - Tekstslide

Welke manieren van inleiden zijn er?
- een anekdote (kort, grappig of bijzonder verhaal) vertellen;

- een of meer vragen stellen;
- het onderwerp aankondigen en/of de hoofdgedachte noemen;
- de aanleiding voor het schrijven van de tekst noemen;
- aangeven hoe de tekst is opgebouwd;
- vooraf een samenvatting van de inhoud geven of een conclusie noemen;
- een deskundige voorstellen die verderop aan het woord komt;
- een opvallend detail uit de tekst naar voren halen;
- vooraf de uitkomst van een onderzoek noemen;
- een voorbeeld geven bij het probleem waar het artikel over gaat.

Deze mogelijk heden kunnen ook worden gecombineerd.









Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld inleiding actualiteit
De laatste jaren is het een terugkerend probleem: toegangswegen naar middelbare scholen lopen helemaal vol. Ook rondom de scholen is het een chaos: alle parkeerplekken zijn vol waardoor docenten niet kunnen parkeren. Deze problemen spelen vooral als het slecht weer is en leerlingen niet willen fietsen. Dit probleem kunnen we makkelijk oplossen door scholieren gratis met het openbaar vervoer te laten reizen.

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld inleiding anekdote
Truusje (12) woont in Zuilen. Elke dag moet zij vijftien kilometer fietsen om bij haar school te komen. Ze moet erg vroeg opstaan en ze is 's middags pas laat thuis. Truusje is niet de enige leerling waarbij dit speelt. Dagelijks moeten honderden kinderen uren fietsen van een naar school. Naar mijn idee zou het een goed idee zijn om scholieren gratis met het openbaar vervoer te laten reizen.

Slide 19 - Tekstslide

Welk doel heeft een anekdote?

Slide 20 - Woordweb

Middenstuk
  • In het middenstuk staan je  argumenten
  • Je betoog bestaat uit twee argumenten (voor of tegen)
  • Een tegenargument + weerlegging
  • Je werkt je argumenten uit tot volledige alinea's

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld argument
Scholieren hebben vaak erg lange en vermoeiende lesdagen. Gratis met het openbaar vervoer reizen zorgt ervoor dat scholieren met meer energie aan de schooldag beginnen, waardoor ze hun energie in hun schoolwerk kunnen steken en mogelijk betere resultaten halen. Natuurlijk kost het de staat veel geld om al deze leerlingen met het openbaar vervoer te laten reizen, maar op de lange termijn levert het betere resultaten en dus meer diploma's op, waardoor dat geld weer terugverdiend wordt. 

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld tegenargument + weerlegging
Er zitten helaas ook nadelen aan het plan. Als alle leerlingen met het openbaar vervoer reizen in plaats van met de fiets, dan wordt er veel meer CO2 uitgestoten. De laatste jaren is er veel aandacht voor het terugbrengen van CO2-uitstoot en dit plan zou dat volkomen tegenwerken. Aan de andere kant wordt er ook heel veel CO2 uitgestoten op momenten dat leerlingen met de auto gebracht worden en daardoor lang in de file staan. Het zou dus zo maar kunnen dat op de lange termijn het openbaar vervoer beter is voor het milieu.

Slide 23 - Tekstslide

Slot
  • Herhaal kort je argumenten 
  • Trek een conclusie (en daarom ben ik van mening dat ...)
  • Sluit af met een uitsmijter; een catchy zin om je betoog mee af te sluiten --> Laten we dit plan zo snel mogelijk uitvoeren, want de scholieren zijn onze toekomst!

Slide 24 - Tekstslide

Samengevat
  • Inleiding (actualiteit of anekdote) waarin je standpunt staat maar niet je argumenten
  • Twee alinea's met argumenten (voor of tegen)
  • Eén alinea met een tegenargument en een weerlegging
  • Eén slotalinea met daarin je argumenten, conclusie en een uitsmijter

Slide 25 - Tekstslide

En nu?
  • Maken blz. 80-81 opdracht 2 en 3
  • Schrijf een inleiding, maar noem nog geen argumenten
  • Gebruik één van de manieren van inleiden (zie dia 8)

Slide 26 - Tekstslide