1M - spelling herhaling 3.1 + 3.2

Spelling herhaling 
- hoofdletters
- leestekens
- werkwoordspelling in de tegenwoordige tijd 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Spelling herhaling 
- hoofdletters
- leestekens
- werkwoordspelling in de tegenwoordige tijd 

Slide 1 - Tekstslide

Welke leestekens ken je?

Slide 2 - Woordweb

Met hoofdletter
Zonder hoofdletter
aan het begin van de zin
bij aardrijkskundige namen 
bij dagen en maanden
feestdagen 
samenstellingen van feestdagen
windstreken

Slide 3 - Sleepvraag

6

Slide 4 - Video

00:04
Wat is een persoonsvorm en hoe vind je de persoonsvorm in de zin?

Slide 5 - Open vraag

00:12
Kan de persoon ook een 'ding' zijn?
A
Ja dat kan
B
Nee dat kan niet
C
Ik weet het niet

Slide 6 - Quizvraag

00:38
Krijg je altijd de ik-vorm als je '-en' van het hele werkwoord afhaalt? Leg je antwoord uit.

Slide 7 - Open vraag

01:44
De groenteman .......... veel kisten.
Wat is de juiste vorm van 'vervoeren'?
A
vervoer
B
vervoerd
C
vervoert
D
vervoeren

Slide 8 - Quizvraag

02:59
Ik ..... het getal net niet.
Kies de juiste vorm van 'raden'
A
Raad
B
raat
C
raadt
D
raden

Slide 9 - Quizvraag

02:59
De politieman ......... de vragen.
Kies de juiste vorm van 'beantwoorden'.
A
beantwoord
B
beantwoort
C
beantwoordt
D
beantwoorden

Slide 10 - Quizvraag

Vragen?
vragen?

Slide 11 - Tekstslide

Dus: persoonsvorm tegenwoordige tijd
Stap 1: kijk of het woord de persoonsvorm is. 

Stap 2: Ja? kijk dan welke persoon erbij hoort. 
Ik/hij/zij/het/jij/wij/jullie/zij(meervoud)

Stap 3: Kies de juiste vervoeging. 
ik-vorm, ik-vorm+t, infinitief (hele werkwoord)

Slide 12 - Tekstslide

Aan het werk! @Learnbeat
Spelling 3.3 - deel 2 maken 

Slide 13 - Tekstslide