Module Basis GMK Een geneesmiddel

Module Basis
Geneesmiddelen
kennis:

Een geneesmiddel
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
medische kennisMiddelbare school

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Module Basis
Geneesmiddelen
kennis:

Een geneesmiddel

Slide 1 - Tekstslide

In deze LessonUp maak je kennis met 
basisbegrippen over geneesmiddelen

Door middel van tekst, afbeeldingen, video's en vragen
leer je wanneer geneesmiddelen gebruikt kunnen worden, op welke wijze en wat kenmerken van geneesmiddelen zijn

Gebruik hierbij het boek:
Geneesmiddelenkennis voor doktersassistenten H1 en 2
Deze LessonUp behandelt de belangrijkste leerstof!
Je moet je alleen de blauw begrippen leren!


Slide 2 - Tekstslide

(H1) Allereerst: Wat is een geneesmiddel?
In de Geneesmiddelenwet wordt een geneesmiddel beschreven als 
een stof die gebruikt wordt voor:

- Het genezen of voorkomen van een ziekte, ziekteverschijnsel, gebrek 
- Het herstellen of verbeteren van de functie van organen
- Het stellen van een medische diagnose 


Slide 3 - Tekstslide

Waar kun je een geneesmiddel verkrijgen?
De meeste geneesmiddelen worden afgeleverd in de apotheek, maar we kunnen ook bij een drogist of supermarkt geneesmiddelen kopen.
Wat is het verschil?

Er zijn geneesmiddelen die alleen met een recept van een arts meegegeven mogen worden;
Dat zijn UR geneesmiddelen 
of 'Uitsluitend recept' geneesmiddelen 

Slide 4 - Tekstslide

Waar kun je een geneesmiddel verkrijgen?
Daarnaast zijn er geneesmiddelen die je zonder recept kunt verkrijgen bij een apotheek of drogist
Dit zijn Algemeen verkrijgbare middelen (AV)
We noemen deze ook wel Zelfzorgmiddelen of OTC middelen


Slide 5 - Tekstslide

Naamgeving van geneesmiddelen
Is Nurofen hetzelfde als ibuprofen?

Ieder geneesmiddel heeft 3 namen:
1. Chemische naam - dat is de farmaceutische naam
2. Stofnaam of generieke naam - de naam waaronder een stof
    internationaal bekend is
3. Merknaam of specialite - de naam die de fabrikant aan een stof geeft

Een paar voorbeelden...

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Tijdens de opleiding ga je veel namen van geneesmiddelen leren

Soms word je daarbij wat geholpen... 
In tabel 1.1 kun je zien dat de uitgang van een stofnaam 
vaak aangeeft bij welke groep het middel hoort
Bijvoorbeeld metoprolol behoort tot de beta-blokkers

Voor deze basismodule hoef je nog geen namen 
van geneesmiddelen te leren!
Bekijk nu eerst de volgende video van juf Daniëlle

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

(H2.2) Behandelmethoden
Er zijn dus verschillende redenen om een geneesmiddel te gebruiken:

  • Causale behandeling - het geneesmiddel behandelt de oorzaak
  • Symptomatische behandeling - het geneesmiddel bestrijdt de symptomen
  • Substitutiebehandeling - het geneesmiddel vervangt lichaamseigen stoffen of vult stoffen aan
  • Preventieve behandeling - het geneesmiddel voorkomt een ziekte

Slide 11 - Tekstslide

bijv. corona
vaccin
bijv.
paracetamol
Voorkomen van ziekte
Aanvullen van tekorten van een lichaams- eigen stof
Bestrijden of verzachten van de gevolgen van een ziekte
Bestrijden van de oorzaak van een ziekte
preventieve therapie
causale therapie
symptomatische therapie
substitutie therapie
bijv. antibiotica
Bijv. insuline

Slide 12 - Sleepvraag

Palliatieve behandeling is een bijzondere vorm van symptomatische behandeling met als doel om het voor een patiënt zo draaglijk mogelijk te maken! 

Nu gaan we bekijken welke informatie je over een 
geneesmiddel kun vinden in de naslagwerken

Bekijk eerst de informatie over paracetamol bij FK en www.apotheek.nl

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Slide 15 - Link

Bij de Farmacotherapeutisch kompas (FK) en www.apotheek.nl kun je betrouwbare informatie over een geneesmiddel vinden!
Welke begrippen moet je leren zodat je informatie altijd goed kunt opzoeken? (H2.4)

Indicatie of Toepassing = de reden om een geneesmiddel te gebruiken


Bijvoorbeeld bij paracetamol :
bij koorts en pijn bij griep, verkoudheid, na vaccinatie
hoofdpijn, kiespijn, spierpijn....

Slide 16 - Tekstslide

Contra-indicatie = wanneer een geneesmiddel niet gebruikt mag worden

Bijvoorbeeld - als een patiënt al bepaalde geneesmiddelen gebruikt
                     - als een patiënt een bepaalde ziekte heeft
                     - bij zwangerschap
                     - bij overgevoeligheid
                     - slechte lever- of nierfunctie
Bij paracetamol: ernstige leverinsufficiëntie

Slide 17 - Tekstslide

Bijwerking = een ongewenste werking / een ongewenst effect
Paracetamol heeft weinig bijwerkingen!

Dosering = de hoeveelheid geneesmiddel die de patiënt gebruikt
De dosering is vaak afgestemd op de indicatie

Bij paracetamol is de dosering bij pijn en koorts
500-1000 mg per keer

Slide 18 - Tekstslide


Interactie = ongewenste werkingen van geneesmiddelen door tegelijkertijd gebruik van verschillende geneesmiddelen
Geneesmiddelen kunnen elkaars werking verzwakken (minder effect) of versterken (meer kans op bijwerkingen)

Bij www.apotheek.nl staat dit beschreven bij de vraag:
Mag ik paracetamol met andere medicijnen gebruiken?




Slide 19 - Tekstslide

Hoe noem je geneesmiddelen die je zonder recept kunt verkrijgen?
Meerdere antwoorden zijn goed!

A
AV geneesmiddelen
B
OTC geneesmiddelen
C
UR geneesmiddelen
D
Zelfzorgmiddelen

Slide 20 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met de stofnaam van een geneesmiddel?
Dat is de naam van een geneesmiddel...
A
Die de fabrikant eraan geeft
B
Waarmee het middel internationaal bekend is

Slide 21 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met de indicatie van een geneesmiddel?
A
De reden om een geneesmiddel te gebruiken
B
De reden waarom een middel niet gebruikt mag worden
C
Een ongewenste werking
D
Wisselwerking tussen geneesmiddelen

Slide 22 - Quizvraag

Hoe noem je het als een zwangere vrouw een geneesmiddel niet mag gebruiken?
A
Bijwerking
B
Contra-indicatie
C
Indicatie
D
Interactie

Slide 23 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met substitutiebehandeling?
Het geneesmiddel...
A
behandelt de oorzaak
B
bestrijdt de symptomen
C
vervangt lichaamseigen stoffen
D
voorkomt een ziekte

Slide 24 - Quizvraag

Hoe noem je de behandelmethode waarbij paracetamol wordt gebruikt om koorts te bestrijden?
A
Causale behandeling
B
Preventieve behandeling
C
Substitutiebehandeling
D
Symptomatische behandeling

Slide 25 - Quizvraag

De overige begrippen in H2.4 worden tijdens de opleiding behandeld

Je weet nu om welke redenen geneesmiddelen kunnen worden toegepast en welke belangrijke informatie je over geneesmiddelen kunt opzoeken 

In de volgende LessonUp ga je bekijken op welke manieren en in welke vormen geneesmiddelen in en op het lichaam gebruikt kunnen worden:
Basismodule Basismodule GMK Toedieningsvormen


Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide