Spellingscursus

Bijeenkomst spelling 
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bijeenkomst spelling 

Slide 1 - Tekstslide

Programma
1. Proefwerk terug
2. Lezen
3. Waarom is het zinvol goed te spellen?
4. Twee werkwoordsvormen: pvtt en pvvt
5. Oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Tekstslide

Spelling

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Lastige werkwoordsvormen

pvtt: Het gebeurt in een andere stad.


pvvt: Het gebeurde in een andere stad. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Persoonsvorm 
Persoonsvorm: het woord dat verbonden is met het onderwerp.

De jongen loopt op straat. 

Als je de zin vragend maakt, komt de persoonvorm vooraan in de zin te staan. Lopen de jongens op straat?



Voltooid deelwoord: het heeft al plaatsgevonden (voltooid). 

Slide 9 - Tekstslide

Regel tegenwoordige tijd = stam + t
jij vindt
hij/zij/het vindt
u vindt

Behalve bij ik, jij achter het werkwoord en meervoud
ik vind
vind jij (vindt je broer)
wij vinden

Slide 10 - Tekstslide

Dus... (tegenwoordige tijd)
1. Mijn moeder (stofzuigen) de kamer en de keuken binnen vijf minuten.
2. De blaadjes van die bijzondere boom (dwarrelen) in sierlijke boogjes naar beneden.
3 Hans (vinden) dat liedje erg lekker klinken!
4 (vinden) jij dat ook?
5. Pesten (wennen) nooit.


Slide 11 - Tekstslide

1. stofzuigt
2. dwarrelen
3. vindt
4. vind
5. went

Slide 12 - Tekstslide

De verleden tijd

Slide 13 - Tekstslide

Regel verleden tijd zwakke werkwoorden: + te(n) of de(n)
ik werkte
jij werkte
hij/zij/het werkte
wij werkten


Ik voedde
Wij voedden

Slide 14 - Tekstslide

Oefenen  met de verleden tijd
1. Joren (leggen) het Niels nog één keer uit.
2. Sommige leerlingen (pesten) erg graag.
3. (antwoorden) jij de docenten gisteren al?
4. Jeanne d'Arc (leven) in de late middeleeuwen.
5. Die vieze, oude man in dat kleine huisje (stoken) alleen geverfd hout.


Slide 15 - Tekstslide

1. legde
2. pestten
3. Antwoordde
4. leefde
5. stookte


Slide 16 - Tekstslide

Ik ben benieuwd hoe lang hij het uithou... .
A
d
B
t
C
dt

Slide 17 - Quizvraag

Wor... je nog opgenomen in de selectie van het eerste elftal?
A
d
B
t
C
dt

Slide 18 - Quizvraag

Ik ben in 2017 verhuis...naar Amsterdam.
A
d
B
t
C
dt

Slide 19 - Quizvraag

Beantwoor... hij de post altijd zo laat?
A
d
B
t
C
dt

Slide 20 - Quizvraag

De wedstrijd ontaar... in een schoppartij waarna hij gestaakt werd.
A
de
B
dde
C
dden

Slide 21 - Quizvraag

Het niet aanvaarde voorstel boo... wel degelijk een goede oplossing voor de impasse.
A
d
B
t
C
dt

Slide 22 - Quizvraag

De hondenpoep versprei... een vreselijke geur in de de hal.
A
d
B
t
C
dt

Slide 23 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Hij heeft de boel belazerd.
B
Hij heeft de boel belazert.

Slide 24 - Quizvraag

Werkwoordspelling
Wat is juist?
A
Manou verstuurt een brief, waarin zij al jouw vragen beantwoord.
B
Manou verstuurd een brief, waarin zij al jouw vragen beantwoord.
C
Manou verstuurt een brief, waarin zij al jouw vragen beantwoordt.
D
Manou verstuurdt een brief, waarin zij al jouw vragen beantwoord.

Slide 25 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 26 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 27 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 28 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.

Slide 29 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Hij onthoud alles wat ik vertel.
B
Hij onthoudt alles wat ik vertel.

Slide 30 - Quizvraag

Werkwoordspelling
A
Hoe oud word je moeder morgen?
B
Hoe oud wordt je moeder morgen?

Slide 31 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Hij bediend de gasten
B
Hij bedient de gasten

Slide 32 - Quizvraag

werkwoordspelling tegenwoordige tijd werkwoordspelling
A
Hij zaagd het hout..
B
Hij zaagt het hout.
C
Hij zaagdt het hout.
D
Hij zaagt het houdt.

Slide 33 - Quizvraag

pvtt of pvvt?
Ronaldo voetbalt dit seizoen bij Manchester United.
A
pvtt
B
pvvt

Slide 34 - Quizvraag

Werkwoordspelling
A
Er word
B
Er wordt

Slide 35 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Manou verstuurt een brief
B
Manou verstuurd een brief
C
Manou verstuurdt een brief

Slide 36 - Quizvraag

t ex kofschip

Slide 37 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Het heeft al plaatsgevonden. 
Ik heb gewerkt.
Het is gebeurd.
Ik ben veilig geland.
Hoe herken je een voltooid deelwoord:
1. begint vaak met ge/ver/be/ont/her
2. hebben een hulpwerkwoord (hebben, zijn, worden).

Slide 38 - Tekstslide

WAAROM?!
1. Jij verwaarloost de vriendschap.
 Jij hebt de vriendschap verwaarloosd.

2. Hij gelooft dat jij hem leugens vertelt.
 Hij gelooft dat jij hem leugens hebt verteld.


Slide 39 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
1. De foto's werden vroeger met veel chemicaliën (ontwikkelen) 
2. Heb jij die antieke vaasjes van tante Jo (breken)...?
3. Je hebt me toen ook al niet (geloven)...!
4. Je hebt je dat niet goed (herinneren)...
5. Vorige week hebben we door het park (wandelen)...

Slide 40 - Tekstslide

1. ontwikkeld - ontwikkel +d
2. gebroken - sterk werkwoord
3. geloofd - gelov + d
4. herinnerd = herinner + d
5. gewandeld = wandel + d

Slide 41 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak oefening 2 t/m 6 vanaf blz. 112 in het oefenboek.

Slide 42 - Tekstslide

Zinsdelen benoemen
  1. Persoonsvorm                        (verander de tijd )
  2. Onderwerp                               (wie + pv?  of wat + pv?)
  3. Werkwoordelijk gezegde   (alle werkwoorden in de zin)
  4. Lijdend voorwerp                  (wie + alle benoemde zinsdelen? of wat + alle                                                              benoemde zinsdelen?)
  5. Meewerkend voorwerp      (aan wie + alle benoemde zinsdelen? of voor                                                                wie + alle benoemde zinsdelen?)

Slide 43 - Tekstslide


Bij welke optie is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


De winkelbediende zocht bruine schoenen voor de klant.
A
De winkelbediende | zocht | bruine schoenen | voor de klant.
B
De winkelbediende zocht | bruine schoenen | voor de klant.
C
De winkelbediende | zocht | bruine | schoenen | voor de klant.
D
De winkelbediende | zocht | bruine schoenen voor de klant.

Slide 44 - Quizvraag

Slide 45 - Video

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De auto van mijn vader
is
afgelopen zomer
helaas
niet
goedkeurd.

Slide 46 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Morgen
gaat
het kleine meisje
bij haar oma
logeren.

Slide 47 - Sleepvraag

Maak opdracht 1, 2 en 3 op blz. 132-133 in je schrift!
Maak oefening 1 t/m 5 vanaf blz. 136
Aan de slag!
Aan de slag?
Aan de slag.

Slide 48 - Tekstslide

Aan de slag
Maak oefening 1 t/m 5 vanaf blz. 126

Slide 49 - Tekstslide