Paragraaf 3: In beweging

Hoofdstuk 2: Bewegen
Paragraaf 3: In beweging
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2: Bewegen
Paragraaf 3: In beweging

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Herhaling
  • Leerdoelen doornemen
  • Uitleg paragraaf 3: In beweging
  • Aan het werk!  

Slide 2 - Tekstslide

Benoem de onderdelen P, Q, R, S en T.

Slide 3 - Open vraag

Welke letter geeft de plaats aan waar zich een bloedvat bevindt?
A
P
B
Q
C
R

Slide 4 - Quizvraag


A
Kraakbeenweefsel
B
Spierweefsel
C
Zenuwweefsel
D
Beenweefsel

Slide 5 - Quizvraag

Benoem de letters P en Q.

Slide 6 - Open vraag

Welke tekening geeft kraakbeenweefsel weer?
A
1
B
2
C
3

Slide 7 - Quizvraag

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan ik...
  • Beschrijven welke beenverbindingen er zijn;
  • De verschillende typen gewrichten benoemen en aanwijzen;
  • Beschrijven hoe gewrichten bewegen;
  • Beschrijven hoe spieren de botten laten bewegen;
  • Beschrijven hoe een spier werkt;
  • Beschrijven wat er gebeurt als je traint.

Slide 8 - Tekstslide

Welke botten kunnen bewegen?
Er zijn verschillende beenverbindingen (de manier waarop een bot aan een ander bot vastzit):
  • Gewrichten (meest beweeglijk)
  • Kraakbeenverbinding
  • Vergroeiing
  • Naadverbinding

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Hoe beweegt een gewricht?
Gewrichten bestaan uit:
  • Gewrichtsknobbel 
  • Gewrichtskom
  • Kraakbeen
  • Gewrichtskapsel met gewrichtssmeer
  • Gewrichtsbanden

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Typen gewrichten
  • Kogelgewricht
  • Scharniergewricht (soms extra verstevigd met kruisbanden)
  • Rolgewricht

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Hoe laten spieren botten bewegen?
Een spier zit met pezen vast aan een bot. 
  • Als een spier buigt wordt hij korter en dikker
  • Als een spier strekt wordt hij dunner en langer

Doordat spieren samenwerken aan een tegengestelde beweging, kan je bewegen. 
  • Tegengestelde spieren zijn antagonisten

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Hoe werkt een spier?
  • Een spier bestaat uit spierbundels met daarin spiervezels.
  • Als een spier samentrekt schuiven de vezels in elkaar. 

Slide 17 - Tekstslide

Wat gebeurt er als je traint?
  • Je kan trainen op uithoudingsvermogen: dan worden de spieren beter doorbloed.
  • Je kan trainen op kracht: dan komen er meer spiervezels
  • Je kan trainen op lenigheid: je spieren worden langer
  • Je kan trainen op coördinatie: het in de juiste volgorde samentrekken van spieren

Slide 18 - Tekstslide

Aan het werk!
Wat: Paragraaf 2.1 t/m 2.3
Hoe: Fluisteren, zachtjes overleggen met je buur
Tijd: 15 minuten
Hulp: Overleg met je buur/raadpleeg je boek/steek je vinger op
Klaar: Nakijken en verbeteren, 2.4 lezen.
Uitkomst: Paragraaf 2.1, 2.2 en 2.3 zijn af

Slide 19 - Tekstslide