Herhaling 2t 17-03
1 / 11
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is het onderwerp (ow)?
De vrolijke kinderen van de basisschool gaan buitenspelen.
De vrolijke kinderen van de basisschool gaan buitenspelen.
Slide 2 - Open vraag
Wat is het lijdend voorwerp (lv)?
Vandaag heb ik alweer mijn huiswerk niet gemaakt.
Vandaag heb ik alweer mijn huiswerk niet gemaakt.
Slide 3 - Open vraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde (wg)?
Voor zijn verjaardag wil hij veel cadeautjes krijgen.
Voor zijn verjaardag wil hij veel cadeautjes krijgen.
Slide 4 - Open vraag
Hoeveel lidwoorden (lw) staan er in de zin?
De jongens kochten allemaal één ijsje.
De jongens kochten allemaal één ijsje.
Slide 5 - Open vraag
Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in de zin?
Elk jaar gaan mijn opa en oma op vakantie naar Spanje.
Elk jaar gaan mijn opa en oma op vakantie naar Spanje.
Slide 6 - Open vraag
Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?
Ik vraag de docent of zij extra uitleg wil geven.
Ik vraag de docent of zij extra uitleg wil geven.
Slide 7 - Open vraag
Hoeveel voorzetsels (vz) staan er in de zin?
Voordat het feest op school begon, zocht ik mijn kleren uit.
Voordat het feest op school begon, zocht ik mijn kleren uit.
Slide 8 - Open vraag
Vanochtend heb ik één boterham gegeten.
A
Wel een lidwoord
B
Geen lidwoord
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?
De bakker geeft een krentenbol aan het kind.
De bakker geeft een krentenbol aan het kind.
Slide 10 - Open vraag
Met welk onderdeel wil je graag nog extra oefenen? (optioneel)
