persoonsvorm spellen

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elkaar beter leren kennen en respect tonen voor elkaar

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les kan je een 
  • Aan het einde van de les kan je de dubbele punt op de juiste manier gebruiken.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Wat: schrijf op wat er vorige les is gebeurd
Schrijf 3 regels op die we kunnen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je een dubbele punt?
En aanhalingstekens?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Het gebruik van de dubbele punt en aanhalingstekens
  • Dubbele punt: een leesteken dat wordt gebruikt om iets aan te kondigen of te tonen.
  • Aanhalingstekens: komen na de dubbele punt.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het gebruik van aanhalingstekens en dubbele punt
  • Aanhalingstekens: leestekens die je gebruikt om een citaat aan te geven.
  • Met een citaat schrijf je woord voor woord op wat iemand zegt.

Abdel zegt: "Ik ga mijn huiswerk echt niet maken vandaag, want er is voetbal op tv."

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer wel en wanneer niet gebruiken
  • Directe rede: je schrijft letterlijk op wat iemand zegt. Heet ook wel citaat. 
    Abdel zegt: "Dat ga ik mooi niet doen."

  • Indirecte rede: je schrijft niet letterlijk op wat iemand zegt.
    Abdel zei dat hij het niet ging doen.
timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het gebruik van leestekens: dubbele punt en aanhalingstekens
  • In deze les leren we het correct gebruik van leestekens, met name de dubbele punt en aanhalingstekens.
  • Een dubbele punt wordt gebruikt om iets te tonen of aan te kondigen.
  • Aanhalingstekens worden gebruikt om een citaat aan te geven, waarbij woord voor woord wordt opgeschreven wat iemand zegt.
  • Er zijn uitzonderingen, zoals wanneer het citaat aan het begin van de zin staat of na een uitroepteken of vraagteken.
  • Het verschil tussen directe en indirecte rede wordt ook besproken.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Definitielijst
  • Dubbele punt: Een leesteken dat wordt gebruikt om iets aan te kondigen of te tonen.
  • Aanhalingstekens: Leestekens die worden gebruikt om een citaat aan te geven.
  • Directe rede: Een manier van spreken waarbij woord voor woord wordt opgeschreven wat iemand zegt.
  • Indirecte rede: Een manier van spreken waarbij niet woord voor woord wordt opgeschreven wat iemand zegt.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen met dubbele punt en aanhalingstekens
Wat: maak oefening 1 t/m 4 op blz. 232 en 233
Hoe: zelfstandig in je schrift
Hulp: aantekeningen of uitleg op blz. 232 
Tijd: 5 minuten
Resultaat: klassikale bespreking
Klaar: maak de rest van het hoofdstuk (huiswerk)
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Ik doe opgave 1 voor, 2 maken ze zelf.
Ze mogen alvast beginnen, wie het nog niet zeker weet mag even meekijken met hoe ik het doe.
Samen maken
Wat: oefening 1 en 2  blz. 232 en 233
Hoe: klassikaal
Tijd: 5 minuten
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen met dubbele punt en aanhalingstekens
Wat: maak oefening 3 en 4 op blz.  233
Hoe: zelfstandig in je schrift
Hulp: aantekeningen of uitleg op blz. 232 
Tijd: 5 minuten
Resultaat: klassikale bespreking
Klaar: maak de rest van het hoofdstuk (huiswerk)
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen nakijken
Wat: oefening 1 en 2, 3 blz. 232
Hoe: klassikaal
Tijd: 10 minuten
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Haal iemand naar voren of vraag het antwoord
Klassikaal nakijken
Wat: oefening 1 en 2, 3 blz. 232
Hoe: klassikaal
Tijd: 10 minuten
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Haal iemand naar voren of vraag het antwoord
Wat is de directe rede?

Slide 17 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Wat is het verschil met de indirecte rede?

Slide 18 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 19 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
Morgen
Leestekens: de komma



Slide 20 - Tekstslide

Als er tijd is, filmpje