Herhalingsles

Studiewijzer
09-09 Par. 1.1 Wat is geschiedenis?
12-09 Par. 2.1 De eerste mensen jager en verzamelen
16-09 Par. 2.1 De eerste mensen jager en verzamelen
19-09 Par. 2.2 De landbouwrevolutie
23-09 Par. 2.2 De landbouwrevolutie
26-09 SO par. 1.1, 2.1 en 2.2
30-09 Par. 2.3 Machtige steden en staten
03-10 Par. 2.3 Machtige steden en staten
07-10 Par. 2.4 Leven voor én na de dood
10-10 Par. 2.4 Leven voor én na de dood
14-10 Herhaling / voorbereiding TWT
Toetsweek periode 1
Hoofdstuk 1 par. 1.1 + Hoofdstuk 2 par. 2.1 t/m 2.4
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Studiewijzer
09-09 Par. 1.1 Wat is geschiedenis?
12-09 Par. 2.1 De eerste mensen jager en verzamelen
16-09 Par. 2.1 De eerste mensen jager en verzamelen
19-09 Par. 2.2 De landbouwrevolutie
23-09 Par. 2.2 De landbouwrevolutie
26-09 SO par. 1.1, 2.1 en 2.2
30-09 Par. 2.3 Machtige steden en staten
03-10 Par. 2.3 Machtige steden en staten
07-10 Par. 2.4 Leven voor én na de dood
10-10 Par. 2.4 Leven voor én na de dood
14-10 Herhaling / voorbereiding TWT
Toetsweek periode 1
Hoofdstuk 1 par. 1.1 + Hoofdstuk 2 par. 2.1 t/m 2.4

Slide 1 - Tekstslide

1. Hoe onderzoeken historici en archeologen het verleden?
  • Het verleden: alle tijd die vóór het heden ligt.
  • Historicus bestudeert het verleden. 
  • Geschiedenis is een verhaal over het verleden dat door onderzoek is ontstaan. 
  • Archeologen zoeken in de grond naar sporen uit het verleden en bestuderen dit.

Slide 2 - Tekstslide

Primaire en secundaire bronnen

Slide 3 - Tekstslide

3. Hoe wordt de tijd ingedeeld in tijdvakken, eeuwen en jaartallen?
  • Er zijn verschillende jaartellingen. 
  • In het Westen gebruiken we de christelijke jaartelling, vanaf de geboorte van Christus. Het jaar waarin wij dachten dat hij geboren is kreeg het nummer 1, bijv. 1 vóór Christus = 1 v.C. , 200 v.C...
  • Chronologie: de volgorde waarin dingen gebeuren
  • Het jaar 0 bestaat niet. 
  • Wij leven in de 21ste eeuw. 

Slide 4 - Tekstslide

De Prehistorie
Pre: vóór
historie: geschiedenis

Vóór de uitvinding van het schrift.


Slide 5 - Tekstslide

Scheppingsverhaal
God heeft de aarde en de mens geschapen.
Adam en Eva

Slide 6 - Tekstslide

Evolutietheorie (langzame ontwikkeling)
Miljoenen jaren geleden gingen mensachtige steeds meer rechtop lopen.
Afrika:
  • Homo habilis (stenen werktuigen)
  • Homo erectus
  • Homo neanderthalersis
  • Homo sapiens (wetende mensen)

Slide 7 - Tekstslide

Homo sapiens: de eerste moderne mensen
  • Verspreidde zich vanuit Afrika over de rest van de wereld.
  • Verschillende soorten mensen leefden tegerlijkertijd. 
  • De Homo sapiens bleef 28.000 jaar geleden als enige menssoort over.

Slide 8 - Tekstslide

De IJstijd
De ijstijd:
  • Begon 115.000 jaar geleden. 
  • Nederland was niet bedekt met ijs, maar er heerste een poolklimaat. 
  • Nadat het warmer werd: steeds meer jager-verzamelaars in onze streken. 

Slide 9 - Tekstslide

3. Welke kenmerken van de levenswijze hadden de jager-verzamelaars? 
  • Kleine groepen
  • Nomaden: hadden geen vaste woonplaats.
  • Weinig bezit.
  • Vaak kwamen jager-verzamelaars op dezelfde plaats terug. 
  • Taak verdeling tussen mannen en vrouwen?

Slide 10 - Tekstslide

Wat veranderde er aan het einde van de laatste ijstijd?
  • 11.000 v.C: IJskap van de Noordpool werd kleiner.
  • De zeespiegel steeg: de Noordzee ontstond (droge vlakte), moerasgebieden aan de kust van Nederland = steeds meer dieren om te jagen.
  • Steeds meer voedsel in de natuur = minder vaak trondrekken voor voedsel.
  • Groepen jager-verzamelaars hadden contact met elkaar.

Slide 11 - Tekstslide

Historische vaardigheden (dingen die je kan doen)
Oorzaak: de reden waarom iets gebeurd. 
Gevolg: iets dat door en na een gebeurtenis plaatsvindt.

Revolutie: als de gevolgen van een gebeurtenissen heel groot en ingrijpend zijn. 



Slide 12 - Tekstslide

Noord-Afrika en
Midden-Oosten
  • Mensen aten planten. 
  • De eerste dorpen zijn ontstaan.

  • Droog klimaat: minder begroeiing en water (ontstaan woestijnen).
  • Te weinig voedsel: dieren trekken weg naar vruchtbare gebieden.
  • Mensen trekken ook weg of gaan andere middelen van bestaan zoeken om in leven te blijven.

Slide 13 - Tekstslide

Landbouwrevolutie
  • Revolutie betekent ingrijpende verandering

  • Jager-verzamelaars worden boer

  • De landbouwrevolutie duurde meer dan 1000 jaar: niet iedereen werd tegelijk boer.

Slide 14 - Tekstslide

Gevolgen van de landbouwrevolutie
  • Mensen stoppen te leven als nomaden
  • Het ontstaan van dorpen en steden.
  • Mensen krijgen meer bezittingen en er ontstaat meer ongelijkheid: de één heeft meer bezittingen dan een ander.
  • Mensen bouwden stevige boerderijen, tempels en grafmonumenten. 

Slide 15 - Tekstslide

De eerste boeren in Nederland
  • Tussen 7000 en 5000 v.Chr. kwamen boeren vanuit de Midden-Oosten naar Europa.
  • Ook op Rond 5300 v.Chr.: de boeren in Zuid-Limburg. 
  • De bandkeramiek cultuur.
  • Landbouwsamenleving
  • Bossen kappen, akkers aanleggen en grote boerderijen bouwen. 

Slide 16 - Tekstslide

Boeren in Nederland
  • Zuid-Limburg: bandkeramiekers (tot 4400 v. Chr)

  • Noord-Nederland: megalietcultuur/
trechterbekercultuur (rond 3500 v. Chr.)

  • Bouwerken met megalieten (grote stenen

Slide 17 - Tekstslide

Trechterbekercultuur
  • Hunebedden: grafkamers. 
  • Zwefstenen die tijdens de ijstijd in de ijskappen vanuit Scandinatië naar het zuiden zijn gebracht. 

Slide 18 - Tekstslide

Hiërarchie
Sommige bewoners hadden meer macht en invloed dan andere. 
Mensen die het hoogst staan in de hiërarchie vormen de elite.

Slide 19 - Tekstslide

Irrigatielandbouw
Elk jaar overstroomde de Nijl.
-> Regent in Ethiopië.🌧️

De Nijl overstroomt, zorgt voor vruchtbare slib. 🌿
-> Zwarte vruchtbare modder.
= Perfect voor landbouw.

Slide 20 - Tekstslide

Irrigatielandbouw
Ze bouwden dijkjes en groeven kanalen langs de Nijl. 

-> Houdt het water tegen. 
-> Water komt bij de akkers.

Dit noem je irrigeren.

Slide 21 - Tekstslide

Gevolgen irrigatielandbouw:

- Samenwerking was nodig, ontwikkeling hiërarchie.🔺👨‍🌾👨‍🌾 
- Voedseloverschot --> bevolkingsgroei.🌾🍞🧑‍🤝‍🧑🧑‍🤝‍🧑
- Specialisatie: niet iedereen meer boer, ontwikkeling 
   ambachtslieden: schrijver, timmerman, smid, etc.⚒️
- Dorpen worden steden: landbouw-stedelijke samenleving. 👨‍🌾🏠
- Er was een belastingstelsel: inwoners betaalden belasting aan de elite. 
In steden wooden behalve boeren ook ambachtslieden, handelaren en kunstenaars. 

Slide 22 - Tekstslide

In Mesopotamië
  • De prister-koning bestuurde Uruk, hij was aangewezen door de goden. 

  • Ziggurat: toren met een tempel er bovenop waar de koning en priesters brachten offers aan de goden. 

  • Om de belastingopbrengsten, eigendomsbewijzen en wetten bij te houden gebruikten ze een kleitablet.  

Slide 23 - Tekstslide

spijkerschrift
  • Eerst waren er alleen symbolen voor getallen en eenvoudige woorden. 
  • Later werd het tekens die klanken voorstellen waarmee je woorden kunt maken. 

Slide 24 - Tekstslide

Hiërogliefenschrift
  • Duizenden tekeningetjes en tekens die moeilijk te leren zijn. 
  • De farao had schrijvers in dienst.
  • Schrijfers gebruikten papyrus.

Slide 25 - Tekstslide

Nijldelta: Beneden-Egypte
Boven-Egypte
EGYPTE:
Narmer verenigde Egypte in 3100 v.C. tot één staat.
Land met duideljike grenzen en een eigen bestuur.

Slide 26 - Tekstslide

De farao
  • Hij bepaalde de wetten en was opperbevelhebber van het leger. 
  • De farao was de zoon van de goden, daarom werd hij vereerd als een god.
  • Ministers, ambtenaren en soldaten hielpen de farao het staat besturen. 

Slide 27 - Tekstslide

Het Egyptische Standenmaatschappij:
1: Farao: "god" (zoon van zonnegod Ra), bevelhebber van het leger en vloot, baas van alle priesters en ambtenaren. 
2: Hogepriesters, vizier, hoge ambtenaren.
3. Lage ambtenaren, ambachtsliederen.
4. Slaven... onvrije!
Je werd slaaf als je bijvoorbeeld krijgsgevangen werd genomen of een schuld niet kon aflossen.

Slide 28 - Tekstslide

Het bestuur van Egypte
  • De vizier organiseerde de belasting: boeren moesten een deel van hun oogst afstaan.
  • Ambtenaren controleerden de oogst en haalden de belastingen op.
  • De vizier zorgde er daarna voor dat alles in pakhuizen werd bewaard.
  • Geld bestond niet = landbouwproducten.
  • Overgebleven graan werd verhandeld in het buitenland voor producten die weinig voorkwamen in Egypte, zoals hout.

Slide 29 - Tekstslide

De Egyptenaren
  • Een huishouden bestond uit meerdere generaties.
  • Vrouwen zorgeden samen voor het huishouden en haalden boodschappen in huis.
  • In boerengezinnen hielpen de vrouwen ook op de akkers en verhandelden een deel van de oogst. 

Slide 30 - Tekstslide

Egyptische vrouwen
  • Egyptische vrouwen waren zelfstandiger dan vrouwen in andere landbouw-stedelijke culturen: ze konden een hoge functie hebben, zoals ambtenaar of dokter. 
  • Vrouwen en mannen waren min of meer gelijk: vrouwen hadden dezelfde rechten als mannen. 
  • Meisjes gingen niet naar school en leerden van hun moeder over het huishouden en kinderverzorging.

Slide 31 - Tekstslide

Natuurgodsdienst
  • De Egyptenaren waren erg afhankelijk van de natuur, denk maar aan de Nijl.
  • Polytheïsme: geloof in meerdere goden.
  • De Egyptenaren geloofden dat de krachten in de natuur door de goden werden aangestuurd. 
  • Goden moesten al deze onverklaarbare dingen veroorzaken.
  • Veel goden zagen eruit als dieren.

Slide 32 - Tekstslide

Kahoot

Slide 33 - Tekstslide