Alinea 6 van tekst 1 bevat een redenering die uit twee delen bestaat.
Van verschillende zinnen uit deze alinea kun je de functie binnen deze
redenering aangeven. Neem de nummers 2 tot en met 5 uit het schema
over en noteer daar de juiste termen bij. Van de eerste zin is de functie al
gegeven in het schema. Kies uit: argument, conclusie, constatering,
doelstelling, nuancering, oorzaak, standpunt, tegenwerping, voorwaarde
en weerlegging. Termen mogen meer dan eens gebruikt worden.