video igitur causas esse permultas, quae istum impellerent
causa = motief
permultus = zeer veel
istum = Titus Roscius Magnus
impellerent = potentialis van het verleden ('hadden kunnen')
of definierende coniunctivus
impello = aanzetten, bewegen
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6
In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
video igitur causas esse permultas, quae istum impellerent
causa = motief
permultus = zeer veel
istum = Titus Roscius Magnus
impellerent = potentialis van het verleden ('hadden kunnen')
of definierende coniunctivus
impello = aanzetten, bewegen
Slide 1 - Tekstslide
wat is de A.c.I?
A
causas ...esse
B
video... esse
C
causas esse permultas
Slide 2 - Quizvraag
welk woordsoort is quae?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
wederekerend voornaamwoord
Slide 3 - Quizvraag
impellerent kan een definierende coniunctivus zijn. Zoek op op p. 161 wat dat is en leg uit
Slide 4 - Open vraag
vertaal de zin
Slide 5 - Open vraag
Welke 'zeer vele motieven' had Titus Roscius Magnus dan? Baseer je antwoord op het voorafgaande (mn paragraaf 86
Slide 6 - Open vraag
istum:
het aanwijzend voornaamwoord iste verwijst naar een persoon of zaak in de nabijheid van degene tot wie men spreekt; hier slaat het op T. Roscius Magnus, die zich aan de kant van Erucius c.q. de tegenpartij bevindt..
Daarnaast kan het ook een negatieve connotatie hebben....
Slide 7 - Tekstslide
videamus. Aha! een coniunctivus in de hoofdzin. Daar weten we wel raad mee. (pp. 168/169/170). Dit is namelijk een:
wat is suspi-e-nd-i dan voor vorm? (zie pp. 166 &167; nr. 18&23)
A
ppa
B
ppp
C
gerundium
D
gerundivum
Slide 13 - Quizvraag
Laten we nu kijken, of er wel enige gelegenheid was om de misdaad te begaan
Slide 14 - Tekstslide
Wat heeft Cicero in het voorafgaande vastgesteld, en wat gaat hij in het vervolg bespreken? Citeer bij je antwoord de relevante Latijnse tekstelementen
Slide 15 - Open vraag
Argumentatio, deel 2
Van de causae gaat Cicero over naar de facultas (de mogelijkheid om de misdaad te begaan). Hij herhaalt in de volgende paragrafen veel van wat hij al in de narratio en tijdens zijn refutatio van Erucius’ argumenten (Argumentatio – deel I) heeft gezegd. In §§92-94 brengt Cicero met name veel retorisch sterk uitgewerkte scenario’s, maar nauwelijks hard bewijs tegen T. Roscius Magnus.
Slide 16 - Tekstslide
Er volgt een klein fictief gesprekje. Hoe heet dat ook al weer?
A
altercatio
B
Syllogisme
C
invoeren fictieve spreker
D
vertellerscommentaar
Slide 17 - Quizvraag
Ubi occisus est Sex. Roscius? - 'Romae' vertaal
Slide 18 - Open vraag
Quid? Tu, T. Rosci, ubi tunc eras? vertaal
Slide 19 - Open vraag
verum (r. 4) betekent hier:
A
maar
B
echt
C
waarheid
D
veer
Slide 20 - Quizvraag
et alii multi = etiam alii multi Romae erant. vertaal
Slide 21 - Open vraag
somup.com
Slide 22 - Link
quasi nunc id agatur (alsof het nu hierom gaat), quis... welk woordsoort is quis
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
wederkerend voornaamwoord
Slide 23 - Quizvraag
quis ex tanta multitudine occiderit.
'wie .... een zo grote menigte de moord heeft gepleegd'. Het woordje ex kun je in het Nederlands vertalen met :
A
uit
B
van
C
door
D
in
Slide 24 - Quizvraag
'ac non hoc quaeratur' staat op één lijn met:
A
quasi nunc id agatur
B
quis ex tanta multitudine occiderit
Slide 25 - Quizvraag
verisimil- ius
wat is die uitgang -ius ook al weer?
A
genitivus
B
superlativus
C
comparativus
Slide 26 - Quizvraag
utrum verisimilius sit .
waarom die coniunctivus?
A
definierend
B
obliquus / afh. vraagzin
C
dubitativus
Slide 27 - Quizvraag
qui Romae sit occisus
waarom die coniunctivus?
A
definierend
B
obliquus / afh. vraagzin
C
dubitativus
Slide 28 - Quizvraag
Romae:
staat (als locativus) vier keer in deze paragraaf; Cicero insinueert hiermee dat de plaats zeer relevant is, hoewel strikt genomen het feit dat iemand in een grote stad als Rome was terwijl er een misdaad gepleegd werd, niets bewijst.
Slide 29 - Tekstslide
eo (r. 7). Dit is
A
Sextus Roscius Sr.
B
Sextus Roscius Jr.
C
Titus Roscius Magnus
D
Titus Roscius Capito
Slide 30 - Quizvraag
eo (r. 7). Dit is
A
Sextus Roscius Sr.
B
Sextus Roscius Jr.
C
Titus Roscius Magnus
D
Titus Roscius Capito
Slide 31 - Quizvraag
qui... fuerit (r. 7) waarom die coniunctivus?
A
definierend
B
consecutivus
C
finalis
Slide 32 - Quizvraag
qui... accesserit (r. 8) waarom die coniunctivus?
A
definierend
B
consecutivus
C
finalis
Slide 33 - Quizvraag
eo (r. 9). Dit is
A
Sextus Roscius Sr.
B
Sextus Roscius Jr.
C
Titus Roscius Magnus
D
Titus Roscius Capito
Slide 34 - Quizvraag
assiduus eo tempore
multis annis omnino non
Niet heel overtuigend een chiasme, maar Cicero speelt hier wel met de plaatsing van zijn tijdsbepalingen.