In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 6
Schaal
2KM
Slide 1 - Tekstslide
Is dit een wiskundige vergroting ?
A
ja
B
nee
Slide 2 - Quizvraag
Is dit een wiskundige vergroting ?
A
ja
B
nee
Slide 3 - Quizvraag
Is dit een wiskundige vergroting ?
A
ja
B
nee
Slide 4 - Quizvraag
Noem de 3 kenmerken van een vergroting
Slide 5 - Open vraag
Iets vergroten betekent in de wiskunde altijd dat iets groter wordt!
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Van een foto maak ik een vergroting. In de wiskunde heet deze vergroting ...
A
het beeld
B
het origineel
Slide 7 - Quizvraag
Vergrotingsfactor =
A
lengte beeld : lengte origineel
B
lengte origineel : lengte beeld
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de vergrotingsfactor ?
A
6 : 3 = 2
B
3: 6 = 0,5
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de vergrotingsfactor?
A
0,56
B
1,79
Slide 10 - Quizvraag
De vergrotingsfactor is 0,8 Wordt het beeld dan groter of kleiner dan het origineel?
A
groter
B
kleiner
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de vergrotingsfactor?
A
9,6 mm
B
7,2 mm
C
0,4
D
9 mm
Slide 12 - Quizvraag
De vergrotingsfactor van de hoogte is 2,2. Wat zou de vergrotingsfactor van de breedte zijn?
A
De vergrotingsfactor is kleiner
B
De vergrotingsfactor blijft 2,2
C
De vergrotingsfactor is groter
Slide 13 - Quizvraag
Een vierkant heeft zijden van 1,2 cm en wordt vergroot naar een vierkant met zijden van 3 cm. Bereken de factor.
Slide 14 - Open vraag
Wat betekent: 'De schaal is 1:20 ?'
A
Dat de vergrotingsfactor
20 is.
B
Dat 1 cm op de tekening 20 cm in het echt is
C
Dat de werkelijkheid 20x zo groot is.
D
A, B en C zijn alle drie goede antwoorden.
Slide 15 - Quizvraag
Rekenen met schaal: bij een kaart van 1:500 000 is 1 cm in het echt ......
A
5000 meter = 5km
B
50.000 meter = 50km
Slide 16 - Quizvraag
Madurodam is gemaakt op schaal 1 : 25.
Een poppetje in Madurodam is 6,4 cm. Hoe groot zou een echt persoon dan zijn?
A
1600 cm
B
1,80 m
C
1,6 m
D
175 cm
Slide 17 - Quizvraag
Lieke wil haar moeder natekenen op schaal 1:25. Haar moeder is 175 cm groot. Om uit te rekenen hoe groot zij haar moeder moet tekenen, gebruikt zij dan de pijlenketting of omgekeerde pijlenketting?
A
Pijlenketting
B
Omgekeerde pijlenketting
Slide 18 - Quizvraag
Bedenk zelf een toetsvraag over schaal. Geef ook de uitwerking.
Slide 19 - Open vraag
Ik ben klaar voor de toets!
Zeker, ik ga absoluut een voldoende halen
Beetje oefenen, maar die voldoende gaat lukken!
Ik begrijp alles, maar moet nog wel wat oefenen.
Ik moet nog veel oefenen. Ik vraag hulp.
Ik heb nog niets gedaan ter voorbereiding op de toets