Capítulo 5 Una vida Soleada

Examen Capítulo 5 "Una vida soleada"
                  ¡Mucha suerte chicos y chicas! 
                                   Veel succes!                        1
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Examen Capítulo 5 "Una vida soleada"
                  ¡Mucha suerte chicos y chicas! 
                                   Veel succes!                        1

Slide 1 - Tekstslide

La clase de hoy 

La meta de la clase: het doel van les
De grammatica en de woordenschat opfrissen en die kunnen toepassen in de opdrachten.

Actividades:
- Grammaticale regels!!
- Jullie oefenen met de “wederkerende werkwoorden “presente” en presente perfecto".
- Jullie oefenen met de werkwoorden op -ecer - ocer -ucir “presente”.
- Jullie oefenen met de de trappen van vergelijking.  
- Jullie oefenen met de woordenschat van hoofdtuk 5.


                                                                    

Slide 2 - Tekstslide

1.Gramática
De wederkerende werkwoorden in de Presente in het Spaans.

Slide 3 - Tekstslide

Wederkerende werkwoorden:
Wat doe je met 'SE'
A
Niks
B
Vervoegen en achter het vervoegde ww zetten
C
Vervoegen en voor het vervoegde ww zetten
D
Die mag je weg laten

Slide 4 - Quizvraag

Wat is GEEN wederkerend werkwoord?
A
aburrirse
B
levantarse
C
bailar
D
bañarse

Slide 5 - Quizvraag

Vervoeg de wederkerende werkwoorden in de Presente in het Spaans.
1.Siempre......................................(dormirse/tú) escuchando la radio.
2.La chica del pelo rizado ...................................... (llamarse) Laura.
3.En nuestra asociación ...................................... (ocuparse-nosotros) de personas con discapacidad.
4. Daan (irse) ...................................... antes de las cuatro de la tarde.
5.Si (alejarse/vosotros) ...................................... demasiado, avisad.

Slide 6 - Open vraag

1.Gramática
De wederkerende werkwoorden in de Presente presente perfecto in het Spaans.

Slide 7 - Tekstslide

In welke zin wordt een wederkerend werkwoord gebruikt? in de presente perfecto

A
me he desayunado
B
A las 7 de la mañana me levanto
C
A las 4 de la tarde voy a casa en bicicleta

Slide 8 - Quizvraag

Vervoeg levantarse in de ik-vorm
presente perfecto

Slide 9 - Open vraag

Vervoeg ducharse in de tú-vorm
presente perfecto

Slide 10 - Open vraag

Vervoeg vestirse in de nosotros vorm
presente perfecto

Slide 11 - Open vraag

2.Gramática
De “Presente” van de werkwoorden die eindigen op -ecer-ocer -ucir. 

Slide 12 - Tekstslide

Kies de juiste vervoeging van het werkwoord:
Yo ___________ (conducir) el coche
A
conduzco
B
conduco

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste vervoeging van het werkwoord:
La tienda _________ (ofrecer) rebajas
A
ofrezco
B
ofrece

Slide 14 - Quizvraag

Kies de juiste vervoeging van het werkwoord:
nosotros ___________ (traducir) palabras
A
traducís
B
traducimos

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste vervoeging van het werkwoord:
Marwa ____________ (reconocer) a su artista favorita
A
reconoces
B
reconoce

Slide 16 - Quizvraag

Mi padre ___________ (rijden, besturen) el coche de mi abuela.
A
conduzque
B
conduce
C
conduse

Slide 17 - Quizvraag

De “Presente” van de werkwoorden die eindigen op -ecer-ocer -ucir. Vertaal de werkwoorden en geef de vervoeging.
1.Ezra se………………(parecer) a su madre.
2.Yo……………….. (agradecer) a mis padres por ser buenos conmigo.
3.Daan y Isa no ………………… (conocer) a esos chicos.
4.Mi primo y yo siempre…………………..(conducir) con cuidado.
5.Luca y Guus …………………..(conducir) un BMW para ir a clases.

Slide 18 - Open vraag

3.Gramática
Vul de zinnen aan met de vergrotende trap van het bijvoeglijk naamwoord of werkwoord. 

Slide 19 - Tekstslide

de trappen van vergelijking
De vergrotende en verkleinende trap:
- Je gebruikt de woorden más (meer) of menos (minder) en zet ze vóór het bijvoeglijk naamwoord.
- Na het bijvoeglijk naamwoord komt het woordje que.
Voorbeelden:
a) Mi casa es más grande que tu casa.
b) Su libro es menos interesante que mi libro. 

Slide 20 - Tekstslide

¡Importante!
De volgende bijvoeglijke naamwoorden zijn onregelmatig in de vergrotende trap:
bueno/a wordt mejor (en dus niet más buen OF más mejor)
malo/a wordt PEOR (en dus niet más mal OF más peor)
Voorbeelden:
Mi hermano es mejor que yo en matemáticas.
(Mijn zus is beter dan ik in wiskunde)

Slide 21 - Tekstslide

De stellende trap
- De stelende trap maak je met de woorden TAN (net zo) + bijvoeglijk naamwoord + COMO

Mi casa es tan bonita como tu casa. 

Slide 22 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Jouw auto is net zo mooi als de mijne.
A
tanto bonito que
B
tan bonito que
C
tan bonito como
D
tanto bonito como

Slide 23 - Quizvraag

Trappen van vergelijking
Kies de juiste vertaling
Jouw cijfer is beter dan mijn cijfer
A
más buena que
B
mejor que
C
peor que
D
mucho bueno que

Slide 24 - Quizvraag

Trappen van vergelijking
Kies de juiste vertaling.
Amsterdam is minder grote dan Barcelona.
A
más pequeña que
B
menos pequeña que
C
más grande que
D
menos grande que

Slide 25 - Quizvraag

Trappen van vergelijking
Kies de juiste vertaling.
Een koffie is net zo duur als een thee.
A
tanto caro como
B
menos caro como
C
más caro que
D
tan caro como

Slide 26 - Quizvraag

Trappen van vergelijking
Kies de juiste vertaling
Een fiets is minder snel dan een motor.
A
menos rápida que
B
más rápida que
C
menos rápida como
D
tan rápida como

Slide 27 - Quizvraag

1. El móvil de Juan es ............................. mi móvil
(duurder dan)

Slide 28 - Open vraag

2. Mi tía es ........................... mi madre.
(even knap als)

Slide 29 - Open vraag

3. Mi hermano es.....................mi hermana.
(minder chaotisch dan)

Slide 30 - Open vraag

4. Los consejos de María son ....................... los consejos de Ana.
(beter dan)

Slide 31 - Open vraag

Vocabulario
- Jullie oefenen met de woordenschat van hoofdtuk 5.

Slide 32 - Tekstslide

dejar
el jersey
agotado
la ropa
agradecer
compartir
aparecer
ayudar
lenen
de trui
uitgeput
helpen
delen
verschijnen
de kleding
dankbaar zijn

Slide 33 - Sleepvraag

Noem drie kleding stukken.
Noem drie karakteristiek eigenschappen.
De tegenstelling van "Peor"?

Slide 34 - Open vraag

Vertaal sp- nl of nl - sp
ni siquiera
helpen
despertarse
la falda
eerlijk
aantrekken
het team
contar
wakker worden
honesto
ponerse
de rok
el equipo
vertellen
ayudar
zelfs niet

Slide 35 - Sleepvraag

Reflecteer op jouw inzet deze les. - Hoe heb je deze les gewerkt?
A
Ik heb echt goed mee gedaan.
B
Ik ben tevreden, maar ik had wel beter mijn best kunnen doen.
C
Mwaoh, niet zo heel goed.
D
Werken? Wat moesten we dan doen deze les?

Slide 36 - Quizvraag

¿Hay preguntas?

Slide 37 - Tekstslide

 ¡Adiós! Mucha suerte con la semana de exámenes.

Slide 38 - Tekstslide