H2 - P2 - les 4- 4.1 - samengestelde zinnen 2

H3 - P1 - week 8 - les 2 - grammatica verwerken
Welkom
Nederlands
Mevrouw Takken
Aanwezig op: dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

H3 - P1 - week 8 - les 2 - grammatica verwerken
Welkom
Nederlands
Mevrouw Takken
Aanwezig op: dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- Welkom!
- Dagopening
- Lezen
- H4 - grammatica - 4.1 samengestelde zinnen verder werken en oefenen


Doel:
- Je weet wat er deze periode van je verwacht wordt
- Je kunt een bijstelling en een bvb onderscheiden en toevoegen in zinnen
- Je geeft aan of een zin een enkelvoudige of een samengestelde zin is. 

Wat gaan we doen vandaag:

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dagopening

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stillezen
timer
15:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5.1 terugblik

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende zinsdelen: 

Hebben / jullie / afgesproken / bij het Bakkerscafé?
Hebben / jullie / afgesproken / bij het Bakkerscafé op de markt?
Hebben / jullie / afgesproken / bij het Bakkerscafé, dat kleine eettentje op de markt?
Hebben / jullie / afgesproken / bij het kleine Bakkerscafé?



Grammatica
Bijstelling
Bijvoeglijke bepaling

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deel van een zinsdeel dat extra uitleg over het zinsdeel geeft.
Benoemt de zaak of persoon nog een keer of geeft extra uitleg

- Staat altijd tussen komma's 
- of, staat na een zelfstandig naamwoord, na de komma (aan het einde van een zin). 


- De kleine jongen, die graag wilde groeien, sprong elke dag trampoline om sterke spieren te krijgen.
- Meneer Bouwman, de drugsbaron, is gisteren opgepakt.
- Ik ken Amersfoort, mijn woonplaats, heel erg goed. 




4.1 - bijstelling

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Door de vervelende stakingen reden er vanmorgen geen treinen.

Doordat ProRail vanmorgen staakte, reden er vanmorgen geen treinen.
4.1 - Grammatica

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Door de vervelende stakingen reden er vanmorgen geen treinen.

Doordat ProRail vanmorgen staakte, reden er vanmorgen geen treinen.
4.1 - Grammatica

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Door de vervelende stakingen reden er vanmorgen geen treinen.

Doordat ProRail vanmorgen staakte, reden er vanmorgen geen treinen.
4.1 - Grammatica
Heeft een zin één persoonsvorm:
Enkelvoudige zin

Heeft een zin meerdere persoonsvormen: Samengestelde zin

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Door de vervelende stakingen reden er vanmorgen geen treinen.

Doordat ProRail vanmorgen staakte, reden er vanmorgen geen treinen.
4.1 - Grammatica
Voegwoorden:

Lijm tussen twee delen in een samengestelde zin

Nevenschikkend: 
maar, en, of, dus, want

Nevenschikkend:
daarom, doordat, omdat, terwijl, of... 2x per week 
Hoofdzin:
PV en onderwerp staan naast elkaar

Bijzin:
Pv en onderwerp hoeven niet naast elkaar te staan. 
Ondergeschikt aan hoofdzin

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Is deze zin enkelvoudig of samengesteld?

De verveelde leerling zat in de klas te slapen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Is deze zin enkelvoudig of samengesteld?

De verveelde leerling zat in de klas te slapen omdat hij het saai vond.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De verveelde leerling zat in de klas te slapen

De verveelde leerling zat in de klas te slapen omdat hij het saai vond

Stap 1:
Zoek de persoonsvormen

Stap 2: 
Zoek de onderwerpen die bij de persoonsvormen horen

Stap 3: 
Check of pv en ow naast elkaar staan of dat ze ook los van elkaar kunnen





Enkelvoudig of samengesteld?
Bijzin
Hoofdzin

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De verveelde leerling zat in de klas te slapen

De verveelde leerling zat in de klas te slapen omdat hij het saai vond

Stap 1:
Zoek de persoonsvormen

Stap 2: 
Zoek de onderwerpen die bij de persoonsvormen horen

Stap 3: 
Check of pv en ow naast elkaar staan of dat ze ook los van elkaar kunnen





Enkelvoudig of samengesteld?
Bijzin
Hoofdzin
Hoofdzin + hoofdzin = nevenschikkend voegwoord

En, want, maar, of, dus 
(alleen deze 5)
Hoofdzin + bijzin = 
onderschikkend voegwoord

of, ook, zodra, zodat, terwijl, omdat, daarom, om ... 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taalverzorging - Hoofdzinnen en bijzinnen + voegwoorden 


Maken:
1. Learnbeat 4.1 C  - helemaal
2. Learnbeat 4.1 F, G en zelf oefenen - alleen met grammatica zinsdelen. 





Aan de slag:
Hoofdzin + hoofdzin = nevenschikkend voegwoord

En, want, maar, of, dus 
(alleen deze 5)

Hoofdzin + bijzin = 
onderschikkend voegwoord

of, ook, zodra, zodat, terwijl, omdat, daarom, om ... 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige of samengestelde zin?

'Ik ben moe en ik heb geen zin om te gaan trainen.'
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 17 - Quizvraag

Verander tijd: 'Ik was moe en had geen zin om te gaan trainen'.

'Ben' en 'heb' veranderen, dus 2 persoonsvormen, dus samengestelde zin. 

Merk op dat in allebei de zinnen het onderwerp naast de persoonsvorm staat. Het zijn dus allebei hoofdzinnen. 
omdat is een
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de bijzin?

Veel reizigers waren doordat het zo hard sneeuwde, op het NS-station gestrand.
A
Veel reizigers
B
op het NS-station gestrand
C
Veel reizigers waren
D
doordat het zo hard sneeuwde

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de bijzin?
'Ze hebben de hond die me laatst gebeten heeft, moeten afmaken.'
A
ze hebben moeten afmaken
B
de hond die me laatst gebeten heeft
C
ze hebben
D
de hond

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de bijzin?
'Wie de hele waarheid wil kennen, moet vroeg opstaan'
A
wie wil kennen
B
moet vroeg opstaan
C
wie de hele waarheid wil kennen
D
moet vroeg opstaan

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de bijzin?
'Wie geen goede uitspraak van het Spaans heeft zal ik extra oefeningen geven.'
A
Wie geen goede uitspraak van het Spaans heeft
B
Zal ik extra oefeningen geven
C
Er is geen bijzin
D
extra oefeningen geven

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de bijzin?
'Hij is eindelijk geworden wat hij altijd al wilde zijn.'
A
Hij is eindelijk
B
Hij is eindelijk geworden
C
Hij altijd al wilde zijn
D
Wat hij altijd al wilde zijn

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de bijzin?
'Alle Nederlanders weten dat de Friezen een apart volk zijn.'
A
Alle Nederlanders weten
B
Alle Nederlanders weten dat
C
Dat de Friezen een apart volk zijn
D
de Friezen een apart volk zijn

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is in onderstaande zin de bijzin?
Wie dieren mishandelt, mag de rechter van mij zwaar straffen.
A
mag de rechter t/m straffen
B
wie dieren mishandelt

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzin of bijzin?

'Ik ga morgen naar de kapper.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 26 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).
Hoofdzin of bijzin?

'... als ik mijn pianoles kan afzeggen.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 27 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
1a [Ik ben in Griekenland geweest], 1b omdat [mijn moeder daar is opgegroeid.]
A
Zin 1a en 1b zijn beide hoofdzinnen.
B
Zin 1a is een hoofdzin; zin 1b is een bijzin.
C
Zin 1a is een bijzin; zin 1b is een hoofdzin.
D
Zin 1a en 1b zijn beide bijzinnen.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2a [Na jarenlang in de bureaula te hebben gelegen], 2b [gaf de schrijver het boek toch uit].
A
Zin 2a en 2b zijn beide hoofdzinnen.
B
Zin 2a is een hoofdzin; zin 2b is een bijzin.
C
Zin 2a is een bijzin; zin 2b is een hoofdzin.
D
Zin 2a en 2b zijn beide bijzinnen.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1a [In het land waar mijn moeder is opgegroeid], 1b [ben ik vorige week op vakantie geweest].
A
Zin 1a en 1b zijn beide hoofdzinnen.
B
Zin 1a is een hoofdzin; zin 1b is een bijzin.
C
Zin 1a is een bijzin; zin 1b is een hoofdzin.
D
Zin 1a en 1b zijn beide bijzinnen.

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies