4TL hfst 12 Evolutie extra uitleg natuurlijke selectie en verwantschap

Hoofdstuk 12 Evolutie
Uitleg natuurlijke selectie en verwantschap

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 12 Evolutie
Uitleg natuurlijke selectie en verwantschap

Slide 1 - Tekstslide

Charles Darwin
Darwin heeft de evolutietheorie bedacht. 

Evolutie betekent ontwikkelen van leven op aarde d.m.v. mutaties en overlevingskansen.

Slide 2 - Tekstslide

Evolutietheorie

De theorie die uitlegt hoe en waardoor soorten veranderen. 


Definitie evolutie

Het langzaam ontstaan van de ene soort uit de andere soort.

Slide 3 - Tekstslide

Voorwaarden voor evolutie


1. Er is variatie
2. De variatie is erfelijk
3. Er is (natuurlijke) selectie

Slide 4 - Tekstslide

Natuurlijke selectie
Natuurlijke selectie = de best aangepaste organismen geven hun genen vaker door aan de volgende generatie dan de minder goed aangepaste organismen. Het aandeel van de goed aangepaste individuen van een soort in de volgende generatie is daardoor groter. 

- overlevingskans
- meest voordelige eigenschappen
- beste aanpassingen

Slide 5 - Tekstslide

In een bepaalde populatie komen ongeveer evenveel slakken met lichtgekleurde huisjes voor als slakken met donkergekleurde huisjes. De kleur van de huisjes is erfelijk bepaald.
Door een verandering in de omgeving wordt de ondergrond waarop ze leven donkerder. Vogels eten daardoor slakken met lichte huisjes eerder op dan die met donkere. Na een paar generaties blijken er in die populatie bijna geen slakken met lichte huisjes meer te zijn. Is hier sprake van selectie?
A
Nee
B
Ja, van kunstmatige selectie
C
Ja , van natuurlijke selectie

Slide 6 - Quizvraag

In dit voorbeeld worden juist de donkere slakken eerder opgegeten omdat ze meer zichtbaar zijn. Hierdoor kunnen donkere slakken zich minder voortplanten dan de lichte slakken. Zo komen er dus uiteindelijk meer lichte slakken. 

Slide 7 - Tekstslide

Hoe ontstaan nieuwe soorten?
1. Isolatie
2. Variatie (mutatie) van een bepaalde erfelijke eigenschap
3. Erfelijke eigenschap is erfelijk
3. Natuurlijke selectie; de best aangepaste 
organismen kunnen zich het beste voortplanten. 

Het duurt duizenden jaren voordat een nieuw soort is ontstaan. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Hoe zie je dat soorten verwant zijn?
In een verwantschapsschema kan je zien hoe wetenschappers denken dat soorten aan elkaar verwant zijn.

Soorten staan dicht bij elkaar als ze kort geleden een gemeenschappellijke voorouder hadden.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Welke voorouder had een gebit van een vleeseter?
A
A
B
B

Slide 12 - Quizvraag

Welke letter geeft de voorouder aan waar alle gewervelde dieren uit zijn ontstaan?

A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 13 - Quizvraag

Welke dieren zijn het meest verwant aan de nijlpaarden?
A
Dwergherten
B
Girafachtigen
C
Kameelachtigen
D
Walvisachtigen

Slide 14 - Quizvraag

1. Teken zijn meer verwant aan schorpioenen dan aan spinnen.
2. Hooiwagens zijn eerder ontstaan dan teken
A
Geen van beide conclusies is juist.
B
Alleen conclusie 1 is juist.
C
Alleen conclusie 2 is juist.
D
Beide conclusies zijn juist.

Slide 15 - Quizvraag

De boszangervink en de cocosvink zijn meer aan elkaar verwant dan de spechtvink en de mangrovevink.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Hier zie je een stamboom die de afstamming van beren weergeeft
volgens de evolutietheorie. Kai Lin doet twee uitspraken:
1 De lippenbeer is meer verwant aan de bruine beer dan aan de brilbeer.
2 De voorouders van de reuzenpanda begonnen hun ontwikkeling als aparte groep meer dan 24 miljoen jaar geleden.

Zijn deze uitspraken juist volgens de gegevens in de stamboom?
A
Alleen uitspraak 1
B
Alleen uitspraak 2
C
Beide uitspraken
D
Geen van beide uitspraken

Slide 17 - Quizvraag