H3+4 spelling

H3+4 spelling
Na deze les kan/weet ik:
- wanneer je hoofdletters gebruikt
- wanneer je een puntkomma gebruikt
- hoe je moet citeren
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H3+4 spelling
Na deze les kan/weet ik:
- wanneer je hoofdletters gebruikt
- wanneer je een puntkomma gebruikt
- hoe je moet citeren

Slide 1 - Tekstslide

SO
SO spelling H3+4
Theorie: groene stukjes uit boek
Aantekeningen deze les
Opdrachten uit lesboek
Donderdag 24 mei tijdens het mentoruur

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een hoofdletter?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

EVEN OEFENEN....

Slide 5 - Tekstslide

Goed of fout?
Meneer hazelaar
A
goed
B
fout

Slide 6 - Quizvraag

Goed of fout?
Noord-Holland
A
goed
B
fout

Slide 7 - Quizvraag

Goed of fout?
ik ga op vakantie naar Australië
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quizvraag

Goed of fout?
Jan Van der Veen
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quizvraag

Goed of fout?
In Januari is het winter
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quizvraag

Leestekens

Slide 11 - Tekstslide

EVEN OEFENEN....

Slide 12 - Tekstslide

Welk leesteken hoort er achter de zin?
Vind jij leestekens moeilijk

A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 13 - Quizvraag

Welk leesteken hoort er achter de zin?

Ik ben blij dat het bijna vakantie is

A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 14 - Quizvraag

Welk leesteken hoort er achter de zin?
Schiet toch eens op
A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een puntkomma?
  • Om twee zinnen die bij elkaar horen met elkaar te verbinden (bijvoorbeeld: Martin gaat dagelijks naar zijn verzorgpony; in de winter gaat hij wekelijks). 
  • Achter de zinnen in een opsomming                                                                  (bijvoorbeeld: De spelregels beginnen zo: 
je gooit om de beurt met de dobbelsteen;
je zet je pion het aantal ogen op de dobbelsteen vooruit;
als je op een vak met een plaatje komt, krijg je een opdracht.

Slide 16 - Tekstslide

Waar moet je op letten?
  • Na een puntkomma begint de volgende zin altijd met een          kleine letter. 
  • Bij een puntkomma in een opsomming, eindigt alleen de   laatste regel in de opsomming met een punt.

Slide 17 - Tekstslide

EVEN OEFENEN....

Slide 18 - Tekstslide

Waar komt de puntkomma?

Wachten jullie maar niet op mij voor mij begint een file.

A
achter "op"
B
achter de eerste "mij"
C
achter "voor"
D
achter de tweede "mij"

Slide 19 - Quizvraag

Waar komt de puntkomma?

Het concert is morgen er worden veel mensen verwacht.
A
Na "concert"
B
Na "is"
C
Na "morgen"
D
Na "veel"

Slide 20 - Quizvraag

Waar komt de puntkomma?

Zij heeft een nieuw kapsel het staat haar heel goed.
A
Na "kapsel"
B
Na "het"
C
Na "haar"
D
Na "heel"

Slide 21 - Quizvraag

Herhaling
Wanneer gebruik je een dubbele punt?
  • Voor een opsomming. Hij lust drie soorten groenten: spinazie, broccoli en spruiten.
  • Voor een citaat (zin die iemand zegt). Lisa zei: 'Ik ben al klaar.'
  • Voor een verklaring. Ik wil van de zomer niet naar Madrid: het is me daar te warm.

Slide 22 - Tekstslide

Herhaling
Hoe gebruik je aanhalingstekens bij een citaat?

  • Een citaat: dat wat iemand letterlijk zegt (directe rede).        Lise zegt: 'Ik snap de opdracht niet.'                                                        of: 'Ik snap de opdracht niet,' zegt Lise.
  • Bij indirecte rede geen aanhalingstekens.                                 Lise zegt dat ze de opdracht niet snapt. 

Slide 23 - Tekstslide

EVEN OEFENEN....

Slide 24 - Tekstslide

Oefenen
Schrijf de zin over en zet op de juiste plek hoofdletters en leestekens.

ik ga deze zomer drie grote steden bezoeken barcelona madrid en sevilla

    Slide 25 - Tekstslide

    Oefenen
    Schrijf de zin over en zet op de juiste plek hoofdletters en leestekens.

    ik ga deze zomer drie grote steden bezoeken barcelona madrid en sevilla
    • Antwoord: Ik ga deze zomer drie grote steden bezoeken: Barcelona, Madrid en Sevilla. 

    Slide 26 - Tekstslide

    Oefenen
    Schrijf de zin over en zet op de juiste plek hoofdletters en leestekens.

    joris als je daar nu niet mee stopt zet ik je de klas uit zei de leraar nederlands boos


      Slide 27 - Tekstslide

      Oefenen
      Schrijf de zin over en zet op de juiste plek hoofdletters en leestekens.

      joris als je daar nu niet mee stopt zet ik je de klas uit zei de leraar nederlands boos
      • Antwoord: 'Joris, als je daar nu niet mee stopt, zet ik je de klas uit!' zei de leraar Nederlands boos.


      Slide 28 - Tekstslide

      H3+4 spelling
      Na deze les kan/weet ik:
      - wanneer je hoofdletters gebruikt
      - wanneer je een puntkomma gebruikt
      - hoe je moet citeren

      Slide 29 - Tekstslide

      SO
      SO spelling H3+4
      Theorie: groene stukjes uit boek
      Aantekeningen deze les
      Opdrachten uit lesboek
      Donderdag 24 mei tijdens het mentoruur

      Slide 30 - Tekstslide