Perspectief

3 soorten perspectief

1. ik-perspectief

2. personaal perspectief

3. alwetende verteller


1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3 soorten perspectief

1. ik-perspectief

2. personaal perspectief

3. alwetende verteller


Slide 1 - Tekstslide

Welk perspectief komt het meest voor?
A
ik-perspectief
B
personaal perspectief
C
alwetende verteller/auctoriaal perspectief

Slide 2 - Quizvraag

Wat weet je van hoofdpersonen in een boek wat je van bijpersonen niet weet?

Slide 3 - Open vraag

Hoe weet je in welke tijd een verhaal zich afspeelt?

Slide 4 - Open vraag

Tijd in verhalen

- In welke tijd speelt een verhaal zich af? = historische tijd, bv. Middeleeuwen, heden (te herkennen aan taalgebruik, voorwerpen,  ruimte)

- Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal? = vertelde tijd (bv. De gele scooter: 2,5 weken)


Slide 5 - Tekstslide

Als een verhaal wordt verteld in de volgorde waarin de gebeurtenissen plaatsvinden, dan is de volgorde ...
A
chronologisch
B
niet-chronologisch

Slide 6 - Quizvraag

Chronologisch

Als een verhaal wordt verteld in de volgorde waarin de gebeurtenissen plaatsvinden, dan is de volgorde chronologisch.

Slide 7 - Tekstslide

Welke manier ken je waardoor een schrijver het verhaal spannend maakt?

Slide 8 - Open vraag

Leesboek havo 2
Elke periode een leesboek
Opdracht 1e periode = interview schrijven

Slide 9 - Tekstslide

Fictieopdracht vwo 2
In een groepje van 3-4 personen lees je hetzelfde boek
Posterpresentatie

Slide 10 - Tekstslide

Welk leesboek ga je kiezen?
www.jongejury.nl
www.lezenvoordelijst.nl
bibliotheek (vraag hulp)
Zoek op thema/onderwerp/auteur

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Verhaalanalyse
Aan het einde van de les:
  • Kun je in een verhaal aangeven met welke verhaalinzet is begonnen
  • Kun je uitleggen vanuit welk perspectief een verhaal is geschreven

Slide 13 - Tekstslide

Verhaalinzet
de manier waarop een verhaal begint

Slide 14 - Tekstslide

Verhaalinzet (1)

  • ab ovo: vanaf het begin (letterlijk: vanaf het ei)


Slide 15 - Tekstslide

'Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.'

'De avonden' van Reve

Slide 16 - Tekstslide

Verhaalinzet (2)
  • in medias res: midden in het verhaal


Slide 17 - Tekstslide

'Hoe heet de man die de gevangeniskat opat? Dat is de vraag en het maakt niet uit wie van de drie vrienden de vraag stelt of hoe ze op het onderwerp komen. Het draait om de achternaam en niets anders doet ertoe op deze lenteochtend in toko Hardy.’

'Honolulu King' van Goemans

Slide 18 - Tekstslide

Verhaalinzet (3)
  • post rem: begin bij het einde


Slide 19 - Tekstslide

'Er zijn me een paar dingen overkomen – en niet alleen de dood van mijn moeder’

'Twee vrouwen' van Mulisch

Slide 20 - Tekstslide

Vertelinstanties = perspectieven
Elk verhaal heeft een verteller

Verteller is niet hetzelfde als de schrijver

Slide 21 - Tekstslide

Welke drie perspectieven zijn er?

Slide 22 - Woordweb

Wat is het perspectief?

Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing. ‘Kwart voor zes,’ mompelde hij, ‘het is nog nacht.’ Hij wreef zich in het gezicht. ‘Wat een ellendige droom,’ dacht hij. ‘Waar ging het over?’ Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. ‘Het wordt dit weekeind goed weer,’ zei iemand. 
A
Ik
B
Personaal (hij/zij)
C
Auctoriaal (alwetend)

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het perspectief?

"Anton woonde in het tweede huis van links: dat met het rieten dak. Het heette al zo toen zijn ouders het kort voor de oorlog huurden; zijn vader had het eer der ‘Eleutheria’ genoemd of iets dergelijks, maar dan geschreven in griekse letters. Ook al voordat de catastrofe plaatsvond, had Anton de naam ‘Buitenrust’ niet opgevat als de rust van het buitenzijn, maar als iets dat buiten de rust was."
A
Ik
B
Personaal (hij/zij)
C
Auctoriaal (alwetend)

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het perspectief?

"De eerste tien jaar van mijn leven was ik niet arm. Ik was op veel manieren anders dan de mensen om mij heen, maar armer was ik niet. Dat weet ik. Er is een moment geweest waarop ik het merkte. Dat herinner ik me als de dag van gisteren."
A
Ik-perspectief
B
Personaal (hij/zij)
C
Auctoriaal (alwetend)

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide